Comorbiditeit bij acuut opgenomen oudere patiënten als risicofactor voor sterfte in het ziekenhuis of binnen 3 maanden na ontslag

Onderzoek
S.E. de Rooij
B.M. Buurman
J.C. Korevaar
B.C. van Munster
M.J. Schuurmans
A.M. Lagaaij
H.J.J. Verhaar
M. Levi
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1987-93
Abstract

Samenvatting

Doel

Het onderzoeken van de aanwezigheid van comorbiditeit en delirium alsmede het bepalen of deze factoren risicofactoren zijn voor ziekenhuis- en kortetermijnsterfte bij oudere, acuut opgenomen patiënten op een afdeling voor inwendige geneeskunde.

Opzet

Prospectieve cohortstudie.

Methode

Van opeenvolgende patiënten ≥ 65 jaar die in de periode 1 december 2002-30 juni 2005 werden opgenomen in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam werden behalve sociale en demografische gegevens ook gegevens verzameld betreffende fysieke en cognitieve beperkingen. Bij ontslag werden comorbiditeit en ICD-diagnose vastgesteld. Drie maanden na ontslag werd geïnformeerd naar de omstandigheden van de patiënt.

Resultaten

Er werden 461 patiënten geïncludeerd, 195 mannen en 266 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 78,2 jaar (SD: 7,8). Er hadden 132 (28,6) patiënten cognitieve beperkingen en het gemiddelde aantal beperkingen wat betreft algemene dagelijkslevenverrichtingen (ADL) was 5. Tijdens de ziekenhuisopname overleden 48 (10,4) patiënten en 3 maanden na ontslag waren nog eens 74 (16,1) patiënten overleden. De enige onafhankelijke voorspeller voor ziekenhuissterfte was delirium bij opname (OR: 2,28; 95-BI: 1,23-4,21). Onafhankelijke risicofactoren voor sterfte binnen 3 maanden na ontslag bleken delirium bij opname (OR: 2,20; 95-BI: 1,12-4,31), het bestaan van ADL-beperkingen voor opname (OR: 1,11; 95-BI: 1,02-1,21), een gediagnosticeerde maligniteit (OR: 5,96; 95-BI: 2,45-14,52) en een hogere ‘charlson-comorbiditeitsindex’ (OR: 1,19; 95-BI: 1,04-1,34).

Conclusie

Bij ontslag uit het ziekenhuis werd bij acuut opgenomen patiënten van 65 jaar en ouder het risico op sterfte binnen 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis bepaald door een combinatie van delirium bij opname, beperkte ADL-functie vóór opname, een maligniteit en comorbiditeit. Hiermee kan men oudere patiënten identificeren die baat kunnen hebben bij een uitvoerige geriatrische beoordeling tijdens ziekenhuisopname en bij een goed voorbereid ontslag waarbij rekening gehouden wordt met hun comorbiditeit.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1987-93

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Postbus 22.700, 1100 DE Amsterdam.

Afd. Inwendige Geneeskunde: mw.dr.S.E.de Rooij, internist ouderengeneeskunde; mw.drs.B.M.Buurman, verplegingswetenschapper; mw.B.C.van Munster, assistent-geneeskundige; hr.prof.dr.M.Levi, internist.

Afd. Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bio-informatica: mw.dr.J.C.Korevaar, epidemioloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht.

Afd. Verplegingswetenschappen: mw.dr.M.J.Schuurmans, verplegingswetenschapper.

Afd. Klinische Geriatrie: hr.dr.H.J.J.Verhaar, internist ouderengeneeskunde.

Spaarne Ziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, Hoofddorp.

Mw.dr.A.M.Lagaaij, internist ouderengeneeskunde.

Contact mw.dr.S.E.de Rooij (s.e.derooij@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.F.M.
de Jonghe

Alkmaar, september 2007,

Collega De Rooij et al. beschrijven een recent en belangwekkend onderzoek naar de gevolgen van delirium bij oudere patiënten (2007:1987-93). Delier lijkt een onafhankelijke voorspeller van sterfte tijdens en na de ziekenhuisopname. Het is echter de vraag of één van de risicofactoren in het onderzoek wel juist is geïnterpreteerd en of daarmee de validiteit van het onderzoek niet wordt ondergraven.

Cognitieve achteruitgang, lees dementie, hangt samen met een verhoogde kans op delier.1 In het onderzoek van De Rooij et al. is de beoordeling van dementie gebaseerd op een score 3,9 of hoger op de ‘Informant questionnaire on cognitive decline in the elderly’ (IQCODE). In onderzoek hebben wij deze grenswaarde vastgesteld voor het onderscheid tussen enerzijds patiënten met dementie en anderzijds patiënten met psychiatrische stoornissen in engere zin zoals depressie. Anderen vonden lagere grenswaarden. In een overzichtsartikel doet Jorm de aanbeveling om, al naar gelang de eigen onderzoekspopulatie, te kiezen uit de verschillende grenswaarden voor de IQCODE.2 Oudere patiënten op de Spoedeisende Hulp met of zonder dementie vormen vermoedelijk een andere populatie dan ouderen die verblijven op een gerontopsychiatrische observatieafdeling van het algemeen psychiatrisch ziekenhuis.

De Rooij et al. vinden bijna 30% dementie. Meer dan de helft van de onderzochte patiënten presteerde slecht op een cognitieve test (‘Mini-mental state examination’; MMSE). Dit gegeven suggereert dat bij een aantal patiënten dementie niet werd onderkend. De factoren dementie en delier zijn vergeleken met de uitkomstmaat in het onderzoek (sterfte). De vraag is of onderdetectie van dementie de relatie tussen predictoren en uitkomstmaat (sterfte) nadelig heeft beïnvloed, met als onterechte gevolgtrekking dat delier meer gewicht in de schaal legt dan pre-existente dementie? In dit opzicht is interessant of eenzelfde uitslag wordt verkregen bij hantering van een andere grenswaarde op de IQCODE.

J.F.M. de Jonghe
Literatuur
  1. Kalisvaart KJ, Vreeswijk R, Jonghe JF de, Ploeg T van der, Gool WA van, Eikelenboom P. Risk factors and prediction of postoperative delirium in elderly hip-surgery patients: implementation and validation of a medical risk factor model. J Am Geriatr Soc. 2006;54:817-22.

  2. Jorm AF. The Informant questionnaire on cognitive decline in the elderly (IQCODE): a review. Int Psychogeriatr. 2004;16:275-93.

Amsterdam, oktober 2007,

Collega De Jonghe vraagt zich af of in onze recent beschreven studie niet meer gevallen van dementie aanwezig zouden kunnen zijn dan de door ons gevonden 30%, aangezien meer dan de helft van de patiënten slecht scoorde op een cognitieve test, de MMSE.

De MMSE is een globale maat voor cognitieve achteruitgang. Indien een patiënt delirant is, geeft de MMSE geen betrouwbare waarde van de aan- of afwezigheid van dementie. Het geeft alleen weer dat er op dat moment geheugenproblemen bestaan. Een opname in het ziekenhuis ten gevolge van een acute ziekte kan onder andere tijdelijke stoornissen in de inprenting of in de aandacht en concentratie geven, zonder dat er sprake is van een delier of dementie. Dit verklaart ons inziens de gevonden discrepantie.

Een diagnose ‘dementie’ kan bovendien pas worden gesteld als er naast cognitieve achteruitgang ook beperkingen in de uitvoering van activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en gedragsveranderingen zijn. Om deze redenen is de IQCODE in het onderzoek meegenomen. Wij zijn op de hoogte van de suggestie van Jorm om lagere grenswaarden te hanteren, maar de waarde van 3,9 geldt voor de Nederlandse vertaling die in veel onderzoeken wordt gebruikt. Wij hebben deze waarde vooralsnog niet aangepast daar andere Nederlandse gegevens (nog) niet voorhanden zijn.

S.E. de Rooij