'Hyperventilatiesyndroom': veelal goed behandelbare paniekstoornis

Klinische praktijk
I.M. van Vliet
A.J.L.M. van Balkom
K.R.J. Schruers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1369-72
Abstract

Dames en Heren,

Acuut optredende aanvallen van een beklemd gevoel op de borst, een gevoel te zullen stikken, krampen in de borstspier, hartkloppingen, duizeligheid, wazig zien, trillen of transpireren kunnen de klachten zijn waarmee patiënten zich presenteren op een Centrum Eerste Hulp, bij de huisarts, de neuroloog, de cardioloog en mogelijk andere medisch specialisten. Wanneer na lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek geen afwijkingen worden geconstateerd, wordt regelmatig de diagnose ‘hyperventilatie’ gesteld. De patiënt wordt geadviseerd rustig af te wachten of ademhalingsoefeningen te leren. De volgende ziektegeschiedenissen illustreren dat bij deze klachten beter gesproken kan worden van een paniekstoornis. Dit is een angststoornis die effectief behandeld kan worden.

Patiënt A, een 35-jarige man, kreeg plotseling last van pijn op de borst, transpireren en duizeligheid. De verschijnselen waren zo heftig dat hij bang was dood te gaan. Hij bezocht de EHBO-afdeling van een lokaal ziekenhuis. Bij lichamelijk onderzoek, ECG en laboratoriumonderzoek werden…

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Psychiatrie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Mw.dr.I.M.van Vliet, psychiater.

VU Medisch Centrum, afd. Psychiatrie en Angstpolikliniek van GGZ Buitenamstel, Amsterdam.

Hr.prof.dr.A.J.L.M.van Balkom, psychiater.

Universiteit Maastricht, Academisch Angstcentrum, Maastricht.

Contact Hr.dr.K.R.J.Schruers, psychiater

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.
Vonk Noordegraaf

Amsterdam, juli 2004,

Terecht wijzen collega's Van Vliet et al. (2004:1369-72) erop dat, alvorens de diagnose ‘paniekstoornis’ gesteld mag worden, somatische aandoeningen zoals het myocardinfarct, hartritmestoornissen, hyperthyreoïdie, hyperparathyreoïdie, hypoglykemie, longembolie en chronische longaandoeningen als oorzaak voor de angstklachten uitgesloten dienen te worden. Ter aanvulling op deze lijst zou ik pulmonale arteriële hypertensie willen toevoegen.1 Hoewel het een zeldzame aandoening betreft, vertonen de aspecifieke symptomen van deze fatale aandoening een grote gelijkenis met een paniekaanval. Ten gevolge van verlies van longvaatbed neemt de dode ruimte in de long toe, met als gevolg een compensatoire chronische hyperventilatie. In ongeveer 45% van de gevallen treedt een abnormale toename van de hyperventilatie op tijdens inspanning ten gevolge van het optreden van een rechts-linksshunt door een open foramen ovale bij een toegenomen druk in het rechter atrium.2 Uit angst voor het optreden van deze inspanningsgebonden klachten kan er een beeld ontstaan dat veel gelijkenis kan vertonen met agorafobie. Daar pulmonale arteriële hypertensie voornamelijk bij jonge vrouwen voorkomt, en de overige klachten als hartkloppingen, gevoel van ademnood, pijn of onaangenaam gevoel op de borst tevens als criteria voor een paniekaanval opgenomen zijn in de DSM-IV, kan verwarring met een paniekstoornis makkelijk optreden. Een substantieel deel van de patiënten met pulmonale arteriële hypertensie (ongeveer 30% van de 320 patiënten met pulmonale arteriële hypertensie onder behandeling in het VU Medisch Centrum te Amsterdam) was dan ook kortere of langere tijd onder behandeling voor een paniekstoornis voordat de diagnose ‘pulmonale hypertensie’ gesteld kon worden. Om deze reden wil ik ervoor pleiten pulmonale arteriële hypertensie in de differentiële diagnose van een paniekstoornis op te nemen. Een anamnese gericht op risicofactoren voor pulmonale hypertensie, zoals het familiair vóórkomen van de klachten, het gebruik van eetlustremmers, recidiverende longembolieën et cetera, en het lichamelijk onderzoek, waarbij gelet dient te worden op aanwijzingen voor een verhoogde druk in de A. pulmonalis en rechter hartfalen, zoals een toegenomen centraalveneuze druk, luide tweede harttoon en enkeloedeem, kunnen nuttig zijn bij het stellen van de diagnose ‘pulmonale hypertensie’.3 Bij onbegrepen hyperventilatieklachten verdient het mijns inziens aanbeveling eenmalig echocardiografie, met als vraagstelling pulmonale hypertensie, te verrichten.

A. Vonk Noordegraaf
Literatuur
  1. Sietsema KE, Simon JI, Wasserman K. Pulmonary hypertension presenting as a panic disorder. Chest 1987;91:910-2

  2. Sun XG, Hansen JE, Oudiz RJ, Wasserman K. Gas exchange detection of exercise-induced right-to-left shunt in patients with primary pulmonary hypertension. Circulation 2002;105:54-60.

  3. Roeleveld RJ, Boonstra AB, Voskuyl AE, Bronzwaer JGF, Marques KM, Vonk Noordegraaf A. Diagnostiek van pulmonale hypertensie: ervaringen bij 187 patiënten verwezen naar het VU Medisch Centrum. [LITREF JAARGANG="2004" PAGINA="82-8"]Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148:82-8.[/LITREF]

I.M.
van Vliet

Leiden, juli 2004,

Gezien de ervaring in het VU Medisch Centrum te Amsterdam, zoals beschreven door collega Vonk Noordegraaf, en die ook door anderen is opgedaan, is het inderdaad nuttig pulmonale hypertensie in de differentiaaldiagnose op te nemen bij aanvallen van een beklemd gevoel op de borst, hartkloppingen, duizeligheid, trillen, transpireren et cetera.

I.M. van Vliet
A.J.L.M. van Balkom
K.R.J. Schruers