Beleid en antibioticakeuze bij patiënten met een allergie voor penicilline

Klinische praktijk
Abstract
B.J.A. Rijnders
J.L. Ceuppens
W.E. Peetermans
Download PDF

Samenvatting

- Penicillineallergie komt voor bij 0,7-8 van de behandelingen.

- De aanpak van bacteriële infecties bij voor penicilline allergische patiënten is afhankelijk van de beschikbare alternatieve antibiotica en van het type allergie.

- Met huidtests kan men het risico op een door IgE gemedieerde allergie (en het daaraan verbonden risico op anafylaxie bij nieuwe toediening) uitsluiten.

- Indien penicilline het eerstekeuzepreparaat is voor behandeling en de patiënt een door IgE gemedieerde allergie voor penicillinen heeft (vastgesteld op basis van een positieve huidtestuitslag), kan desensitisatiebehandeling een uitweg bieden.

artikel

De frequentie van allergische reacties op penicillinen ligt tussen de 0,7 en 8. Anafylactische shock treedt slechts bij naar schatting 0,01 van de penicillinetoedieningen op, doch penicilline is ook de frequentste oorzaak van anafylaxie.1 In deze bijdrage vertrekken wij van de noodzaak tot antibioticatherapie bij de patiënt bij wie allergie voor penicilline (inclusief semi-synthetische penicillinen zoals antistafylokokkenpenicillinen, amoxicilline, ampicilline en piperacilline) vermoed wordt of bekend is. Na een beschrijving van de theoretische achtergrond en de diagnostische mogelijkheden bij penicilli neallergie stellen wij een beleid voor en wij bespreken de therapeutische alternatieven.

allergische reacties op penicilline

De klinische uitingen van penicillineallergie zijn zeer verscheiden. Er zijn onmiddellijke, versnelde en late reacties. De frequentste manifestaties zijn urticaria en morbilliform exantheem. De bedreigendste reactie is anafylactische shock. Onmiddellijke reacties treden op binnen het uur na de toediening; ze zijn bijna altijd door IgE gemedieerd (allergie type I in de classificatie van Gell en Cooms), ze manifesteren zich door urticaria en/of angio-oedeem en ze kunnen levensbedreigend zijn door larynxoedeem, bronchusobstructie en shock. Versnelde reacties treden 1 tot 72 uur na de toediening op, ze zijn gewoonlijk eveneens door IgE gemedieerd en ze manifesteren zich door urticaria of angio-oedeem, doch zelden of nooit door shock.

Late reacties treden na 3 dagen of meer op en zijn onafhankelijk van IgE. De frequentste vorm is morbilliform exantheem (mogelijk gaat het hierbij om een type-IV-allergie). Andere late verschijnselen zijn een serumziekteachtig beeld met urticaria en artralgieën (type-III-allergische reactie door immuuncomplexvorming) en geneesmiddelkoorts.

Ongewone reacties zijn immunocytopenieën (allergische reacties van type II), interstitiële nefritis, pulmonaire infiltraten met eosinofilie en hypersensitiviteitsvasculitis. Ook kunnen er zeer ernstige reacties optreden, zoals toxische epidermale necrolyse (syndroom van Lyell) en het syndroom van Stevens-Johnson. Sommige van deze reacties treden soms na het stoppen van de therapie op.

Een niet-jeukende maculopapuleuze huiduitslag die frequent (in 5-13 van de gevallen) ontstaat tijdens de behandeling met ampicilline of amoxicilline is waarschijnlijk niet immunologisch gemedieerd. Deze treedt vaker op bij patiënten die allopurinol innemen of die chronische lymfatische leukemie hebben, en deze is de regel bij infecties met Epstein-Barr-virus of met cytomegalovirus.

Allergische reacties dient men op klinische basis te onderscheiden van intolerantie betreffende antibiotica. Een bekend voorbeeld is gastro-intestinale intolerantie samenhangend met gebruik van clavulaanzuur.

diagnostische tests bij vermoeden van penicillineallergie

Tijdens de anamnese wordt een voorgeschiedenis van penicillineallergie door de patiënt vaak vermeld, doch dikwijls onterecht. Exanthemen door virale oorzaak worden vaak met reacties op antibiotica verward. Bovendien kan een door IgE gemedieerde overgevoeligheid verdwijnen na onbepaalde tijd. Gezien het belang voor verdere antibiotische therapie is een goede diagnostiek inzonderheid ten aanzien van een door IgE gemedieerd mechanisme belangrijk.

Alle penicillinen zijn gekenmerkt door een ?-lactamringstructuur. De IgE-antistoffen zijn gericht tegen de aan een dragereiwit gebonden haptenen, die zelf gevormd zijn door metabolisatie van penicilline. De ?-lactamring van penicilline wordt bij de metabolisatie geopend en via een amideverbinding aan een dragereiwit gekoppeld. De belangrijkste metaboliet van penicilline is benzylpenicilloyl, dat 95 van de eiwitgebonden penicillinefractie uitmaakt en daarom de ‘major determinant’ (MaD) genoemd wordt. De andere 5 aan eiwitten gebonden afbraakproducten noemt men de ‘minor determinants’ (MiD), en juist deze zijn vaak de oorzaak van een ernstige type-I-allergie. Recentelijk is ook duidelijk geworden dat een deel van de allergische reacties op ampicilline en amoxicilline berust op specifieke reacties tegen de zijketen van het antibioticum. In die gevallen kan er dus allergie voor ampicilline of amoxicilline zijn, zonder allergie voor benzylpenicilline. Omgekeerd zal er bij allergie voor benzylpenicilline wel steeds allergie voor ampicilline of amoxicilline zijn.2

in-vivotest: penicillinehuidtests

Principe

De huidtest in het algemeen is gebaseerd op intracutane toediening van antigenen die door binding aan de aan mestcellen gebonden IgE-antistoffen een plaatselijke mestceldegranulatie veroorzaken. Bij de priktest wordt op de huid een druppel van de allergeenoplossing gelegd en daardoorheen wordt met een subcutaan naaldje in de epidermis geprikt. Bij de gevoeliger intracutane test wordt de allergeenoplossing met een tuberculinespuitje in de dermis gespoten. Huidtests met een actief product gebeuren steeds samen met een positieve controle-injectie (histamineoplossing) en een negatieve controle-injectie (fysiologisch zout).

Betrouwbaarheid, gebruik en interpretatie

Teneinde huidtests betrouwbaar te laten zijn, dienen ze met alle relevante determinanten te worden uitgevoerd. In de praktijk wordt daarom getest met verse penicilline, met de MaD en met een mengsel van MiD. De beide laatste zijn commercieel beschikbaar (Allergopharma, Reindek, Duitsland). Een test met ampicilline en amoxicilline kan het best uitgevoerd worden om een zijketenspecifieke allergie op te sporen.2 De praktische uitvoering staat in tabel 1. 3 Interfererende medicatie (met antihistaminerge werking) dient vooraf te worden beeindigd. Na een anafylactische reactie moet 2 weken gewacht worden voordat betrouwbare huidtests kunnen worden uitgevoerd - er is dan namelijk een tijdelijke uitputting van IgE. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de predictieve waarde van een positieve of negatieve uitslag van een huidtest die is uitgevoerd zoals hiervóór vermeld, groot is.4 5 Het risico op een allergische reactie na toediening van penicilline na een negatieve uitslag van een nauwkeurig uitgevoerde huidtest lijkt niet groter dan het risico dat men loopt bij de toediening van een niet-?-lactamantibioticum.6 In een groot Amerikaans onderzoek werden patiënten met een voorgeschiedenis van penicillineallergie toch behandeld met penicilline nadat huidtests met de MaD en MiD waren uitgevoerd:7 slechts 1,2 van de patiënten met een negatieve huidtestuitslag vertoonde een allergische reactie (geen enkele daarvan was levensbedreigend); bij een positieve huidtestuitslag (en een positieve voorgeschiedenis) bedraagt de kans op een onmiddellijke allergische reactie ongeveer 50.

Indicaties en contra-indicaties

De beschreven huidtests met penicilline hebben alleen zin wanneer men een door IgE gemedieerde reactie vermoedt; ze identificeren de patiënten die IgE-antistoffen tegen penicilline hebben en die dus het risico lopen van een type-I-allergische reactie bij behandeling met een penicilline. In de praktijk zal de huidtest vooral nuttig zijn bij de volgende patiënten: (a) patiënten met een voorgeschiedenis die een door IgE gemedieerde allergie voor penicilline doet vermoeden, aan wie men opnieuw een penicilline of cefalosporine wil geven, (b) patiënten met een onduidelijk verhaal over een reactie op ?-lactamantibiotica, of over huiduitslag, vermoedelijk exantheem, tijdens een behandeling met ?-lactamantibiotica, bij wie men een door IgE gemedieerde allergie wil uitsluiten en (c) patiënten bij wie men een door IgE gemedieerde reactie op cefalosporinen vermoedt, bij wie men de veiligheid van penicillinetoediening wil testen.

Reacties die niet door IgE gemedieerd zijn, kunnen door de huidtest niet op een sensitieve manier gedocumenteerd worden. In die gevallen kan een negatieve huidtestuitslag een recidief van de allergische reactie bij toekomstige toedieningen van het geteste antibioticum niet betrouwbaar uitsluiten. Dit geldt bijvoorbeeld voor alle immunologische reacties op penicilline als uiting van een allergie van type II, III of IV (bijvoorbeeld cytopenie, hepatitis, interstitiële nefritis, alveolitis, cutane vasculitis) en bij geneesmiddelkoorts, het syndroom van Lyell, het syndroom van Stevens-Johnson en erythema exsudativum multiforme; hierbij is het mechanisme van de reactie onduidelijk.

Bij huidtests met penicilline is er een (beperkt) risico op onmiddellijke allergische reacties; ze moeten dus worden uitgevoerd in een centrum waar men hiermee ervaring heeft.

in-vitrotests

Het in vitro opsporen van IgE-antistoffen gericht tegen penicilline heeft bij de diagnostiek betreffende een penicillineallergie beperkt nut omdat de commercieel verkrijgbare tests (‘radioallergosorbent’-test (RAST)) enkel IgE-antistoffen tegen de MaD van penicilline opsporen. Alleen een positief resultaat is dus informatief. Recentelijk zijn er in-vitrotests ter beschikking gekomen voor de opsporing van zijketenallergie aangaande amoxicilline en ampicilline.2 De gevoeligheid van deze in-vitrotests is globaal geringer dan die van de huidtest. Ze vereisen echter minder personeel en indien ze een positieve uitslag hebben, kunnen ze een huidtest overbodig maken.

beleid bij vermoeden van penicillineallergie

De figuren 1 en 2 tonen een stroomdiagram dat hanteerbaar is bij de patiënt die zegt allergisch te zijn voor penicilline. Anamnestisch kan in de meeste gevallen een door IgE gemedieerde allergie herkend worden (bronchusobstructie, angio-oedeem van het gelaat of larynxoedeem, hypotensie of urticaria). Exantheem is een van de frequentste uitingen van penicillineallergie en wordt niet door IgE gemedieerd. Anamnestisch is het echter niet altijd mogelijk exantheem te onderscheiden van urticaria, die wel door IgE gemedieerd is, zodat in die gevallen de huidtest toch vaak zal worden uitgevoerd. Zoals eerder is vermeld is het door amoxicilline of ampicilline geïnduceerde maculopapuleuze exantheem zeer frequent. In die gevallen is een orale ‘rechallenge’ (met 1/4 van de dosis) een zinvol alternatief, tenzij het exantheem met tekenen van orgaanaantasting (bijvoorbeeld nefritis, hepatitis, cutane vasculitis, alveolitis) gepaard ging of er geneesmiddelkoorts optrad, in welk geval rechallenge gecontraïndiceerd is.

Indien na een negatieve huidtestuitslag een succesvolle behandeling met penicilline volgt, wil dit niet zeggen dat hierna alle toekomstige behandelingen met penicilline ook zonder meer veilig zijn; het is verstandig de huidtest vóór een nieuwe toediening te herhalen. In zeldzame klinische situaties waarin op korte termijn een nieuwe behandeling kan worden verwacht (bijvoorbeeld bij patiënten met cystische fibrose) kan een onderhoudsbehandeling met een lage dosis orale penicilline een alternatief zijn, in overeenstemming met de handelwijze bij chronische desensitisatie voor penicilline.8

kruisallergie tussen penicilline en andere ?-lactamantibiotica

Cefalosporinen

Na de ontdekking van de cefalosporinen werd spoedig kruisallergie gemeld en dit heeft nog steeds een grote invloed op het gebruik van de cefalosporinen bij penicillineallergie. Er zijn echter argumenten om deze kruisreactiviteit sterk te relativeren. Enerzijds is bij patiënten die allergisch zijn voor penicilline de kans op allergische reacties bij om het even welk toegediend antibioticum met een factor 3 vergroot.6 Anderzijds verloopt de metabolisatie van een cefalosporine anders dan die van penicilline en men kan voor deze groep van antibiotica dan ook unieke haptenen verwachten. Veel van de allergische reacties op cefalosporinen zijn bovendien zijketenspecifiek.

Patiënten met een door een huidtest geconfirmeerde penicillineallergie werden in klinische onderzoeken behandeld met cefalosporinen. In een van de onderzoeken vertoonde geen enkele van de 27 behandelde patiënten een allergische reactie op de toegediende cefalosporine,9 en in een ander onderzoek slechts 1 van de 67 patiënten.10 Wij zijn dan ook van mening dat in urgente klinische situaties waarin cefalosporinen een eerstekeuzepreparaat vormen (bijvoorbeeld bij meningitis), derdegeneratiecefalosporinen gebruikt kunnen worden. Voorwaarde is dat de voorafgaande allergische reactie op penicilline geen anafylactische shock, bronchusobstructie of angio- of larynxoedeem was.

Als de uitslagen van penicillinehuidtests negatief zijn en als er geen voorgeschiedenis van cefalosporineallergie is, kunnen cefalosporinen veilig gegeven worden.11 Bij positieve uitslagen van penicillinehuidtests is de kans op een onmiddellijke reactie op cefalosporinen ongeveer 10 (waarschijnlijk is die kans groter bij producten van de eerste dan bij die van de derde generatie).11

Aztreonam

Aztreonam kan veilig worden toegediend bij penicillineallergie. Gezien de afwezigheid van een ringstructuur gekoppeld aan de ?-lactamring in dit antibioticum zijn de bij metabolisatie van aztreonam gevormde haptenen verschillend van die van penicillinen en cefalosporinen, en daardoor bestaat er geen kruisallergie.

Carbapenems

De carbapenems bevatten wel een ringstructuur die aan de ?-lactamring gekoppeld is, en lijken ook in de praktijk frequenter kruisallergie met penicilline te vertonen. Ze zijn in deze context dan ook gecontraïndiceerd.12

Zijketenspecifieke antistoffen

Zijketenspecifieke antistoffen kunnen in zeldzame gevallen de oorzaak zijn van allergische reacties op antibiotica.13 Amoxicilline bevat dezelfde zijketen als cefadroxil, wat dan ook het best vermeden kan worden bij een bekende allergie voor amoxicilline.14 Om dezelfde reden (identieke zijketens) kunnen ceftazidim en aztreonam bij allergie voor één van deze producten beter niet als elkaars alternatief gebruikt worden.

alternatieve antibiotica bij penicillineallergie

Indien de te behandelen infectie waarschijnlijk door stafylokokken of streptokokken veroorzaakt wordt, is clindamycine een mogelijk alternatief (tabel 2). Een ander alternatief bij de behandeling van Gram-positieve infecties zijn de macrolideantibiotica. Wel is er in vele landen een hoog percentage tegen macroliden resistente pneumokokken (28,6 resistentie tegen erytromycine in België in 1997; J.Verhaegen, Nationaal Referentielaboratorium voor Streptococcus pneumoniae in België, schriftelijke mededeling, 1998). In Nederland zijn de macroliden, gezien de geringe resistentie van de geïsoleerde pneumokokken, nog steeds een goed alternatief voor penicilline bij respiratoire infecties.

Glycopeptiden worden bij de behandeling van onder meer infectieuze endocarditis door Gram-positieve bacteriën als alternatief voor penicilline aangeraden.15 Zoals eerder verteld is, dient men op basis van de klinische ernst van de allergische reactie in de voorgeschiedenis en van de te behandelen infectie te bepalen of cefalosporinen een verantwoorde keuze zijn bij de behandeling van zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bacteriën. Bij deze laatste zijn aztreonam, fluorochinolonen en aminoglycosiden alternatieven bij penicillineallergie.

desensitisatie voor ?-lactamantibiotica

Indien de toediening van een tweedekeuzepreparaat niet wenselijk is (omdat therapeutisch falen absoluut vermeden moet worden of omdat een behandeling met dit preparaat niet effectief blijkt) bij een bewezen door IgE gemedieerde penicillineallergie is desensitisatiebehandeling aangewezen. Orale, intraveneuze en subcutane schema's zijn mogelijk (tabel 3).16 Omdat de meerderheid van de fatale anafylactische reacties door parenterale toediening van antibiotica wordt veroorzaakt, verkiezen de meeste auteurs desensitisatie via orale toediening. Desensitisatie gebeurt onder strikte medische bewaking met een intraveneuze toegangsweg ter plaatse en epinefrine en antihistaminica paraat. Behandeling met ?-blokkers of antihistaminica dient vooraf te worden gestaakt om de eventueel toe te dienen vasoactieve therapie niet te compromitteren en beginnende allergische symptomen niet te maskeren. Als er tijdens de desensitisatie een allergisch probleem optreedt, wordt de uitlokkende dosis herhaald. Indien de reactie ernstig was (bijvoorbeeld hypotensie of bronchospasmen), dient een stap terug te worden gedaan op het gevolgde schema. Men moet zich realiseren dat de patiënt wegens het voorbijgaande effect van desensitisatie enkel onmiddellijk daarna veilig met penicillinen behandeld kan worden. De bij desensitisatie gebruikte doses lopen op tot het therapeutische niveau.

Desensitisatie is alleen zinvol bij door IgE gemedieerde allergie. Contra-indicaties voor desensitisatie zijn het syndroom van Stevens-Johnson, erythema exsudativum multiforme en het syndroom van Lyell omdat ze, eens ontstaan, een hoge mortaliteit hebben en enkel supportief behandeld kunnen worden.17

conclusie

Alhoewel de onderliggende mechanismen van vele ‘door geneesmiddelen geïnduceerde reacties’ niet altijd duidelijk zijn, is het bijna altijd mogelijk een veilig behandelingsalternatief te vinden indien de reactie door een ?-lactammiddel was opgewekt. Met de vermelde richtlijnen kan de arts de achterliggende logica begrijpen en de keuze van deze alternatieve therapie bepalen.

Literatuur
  1. Idsoe O, Guthe T, Willcox RR, Weck AL de. Nature andextent of penicillin side-reactions, with particular reference to fatalitiesfrom anaphylactic shock. Bull World Health Organ 1968;38:159-88.

  2. Romano A, Torres MJ, Fernandez J, Vega JM, Mayorga C,Garcia J, et al. Allergic reactions to ampicillin. Studies on the specificityand selectivity in subjects with immediate reactions. Clin Exp Allergy1997;27:1425-31.

  3. Swarte RD de, Patterson R. Drug allergy. In: Patterson R,Grammer LC, Greenberger PA, editors. Allergic diseases. 5e dr. Philadelphia:Lippincott-Raven Press, 1997.

  4. Adkinson jr NF, Thompson WL, Maddrey WC, Lichtenstein LM.Routine use of penicillin skin testing on an inpatient service. N Engl J Med1971;285:22-4.

  5. Lin RY. A perspective on penicillin allergy. Arch InternMed 1992; 152:930-7.

  6. Smith JW, Johnson JE, Cluff LE. Studies on theepidemiology of adverse drug reactions. II. An evaluation of penicillinallergy. N Engl J Med 1966;274:998-1002.

  7. Sogn DD, Evans 3d R, Shepherd GM, Casale TB, Condemi J,Greenberger PA, et al. Results of the National Institute of Allergy andInfectious Diseases Collaborative Clinical Trial to test the predictive valueof skin testing with major and minor penicillin derivatives in hospitalizedadults. Arch Intern Med 1992;152:1025-32.

  8. Stark BJ, Earl HS, Gross GN, Lumry WR, Goodman EL,Sullivan TJ. Acute and chronic desensitization of penicillin-allergicpatients using oral penicillin. J Allergy Clin Immunol1987;79:523-32.

  9. Solley GO, Gleich GJ, Dellen RG van. Penicillin allergy:clinical experience with a battery of skin-test reagents. J Allergy ClinImmunol 1982;69:238-44.

  10. Saxon A, Beall GN, Rohr AS, Adelman DC. Immediatehypersensitivity reactions to beta-lactam antibiotics. Ann Intern Med 1987;107:204-15.

  11. Nicklas RA, Bernstein IL, Li JT, Lee RE, Spector SL,Dykewicz MS, et al. The diagnosis and management of anaphylaxis. J AllergyClin Immunol 1998;101(6 Pt 2):S500.

  12. Saxon A, Adelman DC, Patel A, Hajdu R, Calandra GB.Imipenem cross-reactivity with penicillin in humans. J Allergy Clin Immunol1988;82:213-7.

  13. Adkinson jr NF. Side-chain specific beta-lactam allergy.Clin Exp Allergy 1990;20:445-7.

  14. Garcia J, Blanca M, Carmona MJ. Cross reactivity betweenpenicillin and cephalosporins with identical side chain abstract.J Allergy Clin Immunol 1992;89:300.

  15. Wilson WR, Karchmer AW, Dajani AS, Taubert KA, Bayer A,Kaye D, et al. Antibiotic treatment of adults with infective endocarditis dueto streptococci, enterococci, staphylococci, and HACEK microorganisms. JAMA1995;274:1706-13.

  16. Sanford JP, Gilbert DN, Moellering jr RC, Sande MA. TheSanford guide to antimicrobial therapy 1997 Belgische editie.Vienna, Va., USA: Antimicrobial Therapy Inc., 1997:175-6.

  17. deShazo RD, Kemp SF. Allergic reactions to drugs andbiologic agents. JAMA 1997;278:1895-906.

Auteursinformatie

Universitaire Ziekenhuizen, Herestraat 49, B-3000 Leuven, België.

Afd. Algemeen Interne Geneeskunde: B.J.A.Rijnders, assistent-geneeskundige; prof.dr.W.E.Peetermans, internist-infectioloog.

Afd. Allergie-Klinische Immunologie: prof.dr.J.L.Ceuppens, internist-immunoloog.

Contact prof.dr.W.E.Peetermans

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, maart 1999,

Het artikel van Rijnders et al. is duidelijk en instructief (1999:336-41). Op een enkel punt verdient het onzes inziens aanvulling. Vaak wordt aangenomen dat de zogenaamde maculopapuleuze exanthemen, zoals die gezien worden bij gebruik van bijvoorbeeld amoxicilline, niet immunologisch gemedieerd zijn. Naar onze ervaring is dit slechts ten dele waar.1 Een deel van deze patiënten heeft namelijk een type-IV-allergie.

De schrijvers melden dat niet door IgE gemedieerde reacties niet op een sensitieve manier door een huidtest gedocumenteerd kunnen worden. Dit is niet juist. Een type-IV-allergie kan goed met behulp van epicutane tests met benzylpenicilline, amoxicilline en ook wel cefalosporinen worden aangetoond. De zogenaamde plakproef is ook bruikbaar bij bijvoorbeeld afwijkingen als erythema multiforme omdat waarschijnlijk bij een deel van deze patiënten een type-IV-allergie een rol speelt.2 Ook kan een type-IV-allergie voor penicilline aangetoond worden met behulp van een lymfocytenproliferatietest, al is dit in de meeste laboratoria niet routinematig mogelijk.1 Epicutane tests vormen een veilige en bruikbare methode en kunnen als aanvulling dienen op de door Rijnders et al. beschreven priktests en intracutane tests.

D.P. Bruynzeel
G. Smeenk
Literatuur
  1. Bruynzeel DP, Blomberg-van der Flier M von, Scheper RJ, Ketel WG van, Haan P de. Penicillin allergy and the relevance of epicutaneous tests. Dermatologica 1985;171:429-34.

  2. Gebhardt M, Wollina U. Allergy testing in serious cutaneous drug reactions - harmful or beneficial? Contact Dermatitis 1997;37:282-5.

Leuven, België, april 1999,

Bruynzeel et al. geven een aanvulling omtrent het gebruik van epicutane tests om een allergie voor amoxicilline op te sporen. Inderdaad blijken bij een deel van de patiënten met een maculopapuleus exantheem deze tests een positieve uitslag te hebben.1 2 Waarschijnlijk is een dergelijke allergie type-IV-gemedieerd. Wegens redactionele beperkingen werd hier door ons niet over uitgeweid. Hoewel de wetenschappelijke bijdrage van huidtests evident lijkt, dient de klinische toepassing ervan voorzichtig te gebeuren. Het is namelijk de vraag of het resultaat van dergelijke huidtests de beslissing al dan niet amoxicilline te geven kan beïnvloeden. Bij de meerderheid van de patiënten met een positieve uitslag van de amoxicilline-plaktest wordt namelijk een negatieve uitslag van de intracutane test voor IgE-gemedieerde overgevoeligheid verkregen; dan kan dus veilig met penicilline behandeld worden.1 Wij zijn niet op de hoogte van klinische onderzoeken naar de predictieve waarde van plaktests wat betreft het risico op ernstige allergische reacties en hetzelfde geldt voor het gebruik van deze tests voor de diagnose van erythema multiforme. In dit laatste geval lijkt het verstandig een nieuwe systemische blootstelling te vermijden.

B.J.A. Rijnders
J.L. Ceuppens
W.E. Peetermans
Literatuur
  1. Barbaud A, Reichert-Penetrat S, Tréchot P, Jacquin-Petit MA, Ehlinger A, Noirez V, et al. The use of skin testing in the investigation of cutaneous adverse drug reactions. Br J Dermatol 1998; 139:49-58.

  2. Bruynzeel DP, Blomberg-van der Flier M von, Scheper RJ, Ketel WG van, Haan P de. Penicillin allergy and the relevance of epicutaneous tests. Dermatologica 1985;171:429-34.

Nijmegen, maart 1999,

Graag onderstrepen wij met Rijnders et al. het belang van een zorgvuldige anamnese om overschatting van het probleem van de penicillineallergie te voorkomen (1999:336-41). Toch willen wij graag een enkele kanttekening plaatsen.

Het testen van penicillineallergie heeft bij de auteurs nog steeds een belangrijke plaats. Afgezien van het feit dat penicilloyl-polylysine in Nederland moeilijk verkrijgbaar is, is het doen van deze huidtests zeer arbeidsintensief en tijdrovend. De vraag doet zich daarbij voor wat het moment zou moeten zijn waarop men de tests uitvoert; doet men dit in een periode waarin de patiënt geen antibiotische therapie behoeft, dan is het de vraag of men met iets zinnigs bezig is, temeer daar de voorspellende waarde voor latere behandeling te wensen overlaat.1 Wacht men tot men therapie moet geven, dan leidt dit tot testen onder niet optimale omstandigheden.

Er is, zoals de auteurs aangeven, een groot aantal alternatieven voor penicilline en in de praktijk is er vrijwel geen situatie te bedenken waarin men niet buiten een penicilline kan (syfilis in de zwangerschap is misschien de enige indicatie). Rijnders et al. geven wat dit betreft ook duidelijk de plaats van de cefalosporinen bij penicillineallergie aan. Ons voorstel is dan ook om de ingewikkelde tests niet te doen, maar alternatieve therapie te geven.2 De orale ‘rechallenge’ heeft ook naar onze mening waarde bij het onderscheiden van de amoxicilline/ampicilline-‘rash’ enerzijds en echte penicillineovergevoeligheid anderzijds.3 Onzes inziens is het logischer deze rechallenge met een lage dosis van een orale penicilline (bijvoorbeeld fenoxymethylpenicilline) uit te voeren en niet met amoxicilline of ampicilline, omdat het gaat om de vraag of er sprake is van penicillineallergie.

M. van Kasteren
B.J. Kullberg
J.W.M. van der Meer
Literatuur
  1. Sullivan TJ, Wedner HJ, Shatz GS, Yecies LD, Parker CW. Skin testing to detect penicillin allergy. J Allergy Clin Immunol 1981; 68:171-80.

  2. Kasteren M van, Meer JWM van der. Is het testen van penicilline-allergie zinvol? Internisten Vademecum 1997:3.

  3. Meer JWM van der, Mattie H. Ampicilline-exantheem of penicilline-allergie? Ned Tijdschr Geneeskd 1981;125:796-7.

Leuven, België, april 1999,

Wij zijn net als Van Kasteren et al. van mening dat er zelden een dwingende indicatie is tot het uitvoeren van een huidtest om een adequate antibiotische behandeling te kunnen instellen; er zijn immers genoeg alternatieve antibiotica (zie tabel 2 van ons artikel). Toch gebeurt het een zeldzame keer dat een penicillineantibioticum de voorkeur verdient. Het voorbeeld van penicilline als behandeling van syfilis tijdens de zwangerschap is klassiek, maar dit is een extreem zeldzame situatie. Een ander voorbeeld is de behandeling van Staphylococcus aureus-endocarditis, waarbij onzes inziens de antistafylokokkenpenicillinen de voorkeur verdienen boven glycopeptiden, of de behandeling van enterokokkenendocarditis bij iemand met aanwijzingen voor penicillineallergie en chronische nierfunctiebeperking (waarbij de combinatie vancomycine en gentamicine moeilijk is). In deze context kan een huidtest nuttig zijn. Zo deze onmogelijk is omdat de expertise of producten niet beschikbaar zijn, is desensitisatie te overwegen.

Wat de vraag betreft over de orale rechallenge met amoxicilline of fenoxymethylpenicilline: wij gaan ermee akkoord dat beide gebruikt kunnen worden om β-lactamallergie op te sporen. Echter, na een geslaagde rechallenge met orale penicilline is er nog geen zekerheid dat ampicilline of amoxicilline veilig gegeven kan worden aangezien er waarschijnlijk zijketenspecifieke allergie bestaat voor deze preparaten.

Tenslotte is het inderdaad zo dat bij een voorgeschiedenis van door IgE gemedieerde allergische reactie toediening van het antibioticum alleen toegestaan is ‘onmiddellijk’ na uitvoering van de huidtest met negatieve uitslag. Dit omdat in de klinische onderzoeken enkel de veiligheid van toediening snel na de huidtest is onderzocht en er een (theoretische) mogelijkheid bestaat van sensibilisatie door de huidtest of door een nieuwe antibiotische behandeling. Bij een anamnese van minder ernstige reacties (zonder hypotensie, larynxoedeem, bronchospasmen of urticaria) en een negatieve uitslag van de huidtest met vervolgens geen hernieuwde blootstelling aan penicillinederivaten, lijkt het ons niet nodig de huidtest nogmaals uit te voeren voor het begin van de behandeling. Indien de vermelde reacties wel optraden, dient de huidtest wel herhaald te worden voor een volgende toediening. Wij vermelden dat de reagentia voor de huidtest te krijgen zijn bij Allergopharma, Hermannkörnerstraβe 52, 21465 Reinbek, Duitsland.

B.J.A. Rijnders
J.L. Ceuppens
W.E. Peetermans