Buikligging gunstig voor motorische ontwikkeling van zuigelingen

Onderzoek
F. Visscher
T. van der Graaf
M. Spaans
R.A. van Lingen
W.P.F. Fetter
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2201-5
Abstract

Samenvatting

Doel

Vergelijken van het motorische ontwikkelingsniveau van zuigelingen die op de rug slapen met dat van zuigelingen die op de buik slapen, en vergelijken van het motorische ontwikkelingsniveau van zuigelingen die op de rug spelen met dat van zuigelingen die ook op de buik spelen.

Opzet

Prospectief, geblindeerd, vergelijkend onderzoek.

Plaats

Maasziekenhuis, afdeling Fysiotherapie, Boxmeer.

Methoden

Van 21 gezonde en voldragen zuigelingen, geselecteerd uit een groep van 160 zuigelingen die het consultatiebureau bezochten, werd in de thuissituatie het motorische ontwikkelingsniveau op de leeftijd van 5 maanden bepaald met behulp van verschillende meetinstrumenten.

Resultaten

Buikslapers (n = 8) hadden een hoger motorisch ontwikkelingsniveau dan rugslapers (n = 13). Baby's die ook op hun buik speelden (n = 5), hadden een hoger motorisch ontwikkelingsniveau dan baby's die alleen op hun rug speelden (n = 15).

Conclusie

Slapen op de buik en spelen op de buik gingen samen met een hoger motorisch ontwikkelingsniveau bij gezonde, voldragen zuigelingen op de leeftijd van 5 maanden.

Auteursinformatie

Maasziekenhuis, afd. Fysiotherapie, Boxmeer.

Mw.F.Visscher, kinderfysiotherapeut.

Trimbos Instituut, Utrecht.

Drs.M.Spaans, sociaal-wetenschappelijk onderzoeker.

Sophia Ziekenhuis, Postbus 10.400, 8000 GK Zwolle.

Afd. Fysiotherapie: mw.T.van der Graaf, kinderfysiotherapeut.

Afd. Kindergeneeskunde, subafd. Neonatologie: R.A.van Lingen en dr.W.P.F.Fetter, kinderartsen.

Contact R.A.van Lingen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.A.
de Jonge

Oegstgeest, oktober 1998,

Het artikel van Visscher et al. vraagt om enige kanttekeningen (1998:2201-5).

De conclusie die de auteurs uit hun onderzoek trekken, is gebaseerd op een zeer kleine groep ‘buikslapers’ (n = 8) en ‘buikspelers’ (n = 5), die bovendien niet representatief waren voor de algemene populatie omdat deze buikslapers mogelijk ‘actievere kinderen waren met een temperamentvol karakter’, die allen slecht sliepen in rug- of zijligging. Op grond hiervan is een algemene conclusie niet toegestaan. Daarnaast waren de rugslapers en rugspelers slechts in bepaalde motorische functies later, zoals het in buikligging oprichten van het hoofd en het verplaatsen van het lichaamszwaartepunt. Bij onderzoek in rugligging van onder meer de vrije bewegingen van armen en benen en van handen en voeten, werden tussen de twee groepjes kinderen geen verschillen in motorische ontwikkeling aangetoond. Desondanks schrijven de auteurs generaliserend dat uit hun onderzoek naar voren kwam dat ‘het slapen op de buik’ goed was voor ‘de motorische ontwikkeling’.

Onder ‘gunstige’ ontwikkeling verstaan de auteurs vervolgens dat deze 8 buikslapers (onder wie alle 5 buikspelers) blijkens enkele methoden van ontwikkelingsonderzoek op de leeftijd van 5 maanden gemiddeld hoger scoorden dan de 13-15 andere zuigelingen. Volgens de literatuur die de onderzoekers zelf aanhalen, is deze voorsprong echter van tijdelijke aard. Is het niet wat simpel om dat zomaar gelijk te stellen aan een gunstige ontwikkeling?

In dit onderzoek ontbreekt een groep die onmisbaar is om enige conclusie te kunnen trekken over de betekenis van het buikslapen voor de motoriek, namelijk de categorie rugslapers die tevens buikspelers zijn. Dit is temeer een omissie, omdat dit ook volgens de auteurs de ideale groep moet zijn waarbij men zowel veiligheid als enige onderdelen van de motorische ontwikkeling wil bevorderen.

Een laatste bezwaar tegen deze publicatie betreft het ongenuanceerde gebruik van de term ‘buikligging’: soms in de betekenis van buikslapen (zoals in de eerste regel van het artikel), soms in die van het op de buik liggen, ongeacht de vraag of het nu buikslapen of buikspelen betreft. Daardoor kon er onbedoeld misverstand optreden over de boodschap van het artikel: niet op de buik slapen, maar (onder toezicht) wel op de buik spelen.

G.A. de Jonge
R.A.
van Lingen

Zwolle, november 1998,

In ons artikel hebben wij aangegeven dat wij kinderen selecteerden op grond van een aantal inclusiecriteria. Eén daarvan was dat het om gezonde kinderen ging. De kinderen die wij includeerden, zijn een afspiegeling van de populatie van Oost- en Zuid-Nederland, die naar wij aannemen niet verschilt van die in de rest van Nederland. In de discussie hebben wij aangegeven dat het zou kunnen dat de buikslapers misschien actievere kinderen waren, maar wij hebben daar geen onderzoek naar gedaan.

Zoals uit tabel 3 in ons artikel blijkt, waren de rugslapers in alle motorische functies later dan de buikslapers en in vrijwel alle gevallen waren rugspelers later dan buikspelers; bij respectievelijk 2 functies en 1 functie was dit verschil significant.

Onder een goede motorische ontwikkeling verstaan wij een ontwikkeling in zowel buik- als rugligging overeenkomstig het gemiddelde plus de standaarddeviatie voor die leeftijd. Omdat wij hierin een discrepantie meenden te zien, startten wij dit onderzoek, waarin wij kinderen selecteerden op slapen in buik- of rugligging. Vervolgens vonden wij dat ook spelen op de buik goed zou kunnen zijn. Dit laatste, gevoegd bij het advies om kinderen op de rug te slapen te leggen,1 zou kunnen leiden tot een ‘ideale’ groep van rugslapers die op de rug en op de buik spelen; dit kan onderwerp zijn van een volgend onderzoek.

Uit ons onderzoek kwam naar voren dat buikligging gunstig lijkt voor de motorische ontwikkeling van zuigelingen, wanneer getest wordt op de leeftijd van 5 maanden. Nergens in ons artikel hebben wij de indruk gewekt dat kinderen op de buik te slapen moeten worden gelegd. Wij hebben slechts aangegeven dat het misschien aan te bevelen is om kinderen (onder toezicht) op de buik te laten spelen, zoals ook is aangegeven in de consensus over wiegendood.1

Met ‘onbedoeld’ misverstand doelt collega De Jonge op de ongenuanceerde uitspraken in de lekenpers, waarin het woord ‘buikspelen’ werd vervangen door ‘buikslapen’.2 Helaas kunnen wij geen verantwoording nemen voor die interpretatie. Dat dit is gebeurd, betreuren wij ten zeerste, maar is geschied buiten onze verantwoording. Wij gaan ervan uit dat dit misverstand bij de lezers van ons artikel niet is ontstaan. Wij zijn blij dat de discussie nu gevoerd wordt op de plaats waar hij hoort, namelijk in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

R.A. van Lingen
F. Visscher
T. van der Graaf
W.P.F. Fetter
Literatuur
  1. Velzen-Mol HWM van, Burgmeijer RJF, Hofkamp M, Ouden AL den. Consensus preventie van wiegendood. [LITREF JAARGANG="1997" PAGINA="1779-83"]Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:1779-83.[/LITREF]

  2. Meijer van Putten JB. Buikspelers en rugslapers. [LITREF JAARGANG="1998" DEEL="1" PAGINA="2381" VOLGNR="1"]Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:2381.[/LITREF]

Duivendrecht, oktober 1998,

Naar aanleiding van het artikel van Visscher et al. heb ik enkele vragen en opmerkingen (1998:2201-5).

In de tweede alinea van de inleiding wordt gesproken over een discrepantie tussen het ontwikkelingsniveau in rugligging en buikligging ten nadele van buikligging. Moet dat niet rugligging zijn?

Eenzelfde soort verwarring trad bij mij op bij de eerste alinea van de methodensectie. Auteurs schrijven daar: ‘Kinderen die traditionele katoenen luiers droegen, werden uitgesloten van het onderzoek. Deze kinderen draait men meerdere malen per dag, bij iedere verluiering, op de zij of op de buik, om de plastic strikslip op de rugzijde te kunnen vastmaken.’ Maar zij droegen toch geen plastic luiers? Ook zou ik graag willen weten hoe vaak plastic luiers verwisseld worden en of dat bij alle kinderen even vaak gebeurde, nu schrijvers veronderstellen dat dit invloed heeft op de ontwikkeling.

Het is logisch en pleit voor een goede uitvoering van het meten van de ontwikkeling door de onderzoekers dat de parameters die direct samenhangen met buikligging hoger scoorden. De conclusie dat dat beter zou zijn, is echter onterecht. Misschien is het wel slechter. Auteurs vermelden zelf dat uit een onderzoek over de rugligging bleek dat ligging geen invloed heeft op de motorische ontwikkeling gemeten op de leeftijd van 18 maanden.1 Het maakt dus blijkbaar niet uit, en er is dan ook in dit onderzoek en in de literatuur geen enkele aanwijzing te vinden die de suggestie in de aankondiging van de inhoud en verderop in het artikel zelf steunt - integendeel. Het is bekend dat kinderen van nomaden gestimuleerd worden op de leeftijd van 6 maanden te lopen; gaan Visscher et al. nu ook voor alle kinderen in Nederland programma's aanraden om ditzelfde te bereiken? Dat zou overigens heel wat minder gevaarlijk zijn dan wat zij nu zonder enige grond propageren, en waarmede zij de preventie van wiegendood ondermijnen.

J.G. Koppe
Literatuur
  1. Dewey C, Fleming P, Golding J, Alspac Study Team. Does the supine sleeping position have any adverse effects on the child? II. Development in the first 18 months [abstract]. Pediatrics 1998;101:98.

R.A.
van Lingen

Zwolle, november 1998,

In de inleiding van ons artikel noemen wij als reden voor het onderzoek juist de discrepantie ten nadele van het motorische ontwikkelingsniveau wanneer getest in buikligging. Omdat wij vermoedden dat dit door de houding kwam, zijn wij vervolgens met het onderzoek gestart.

Kinderen die traditionele katoenen luiers dragen, hebben hieroverheen een plastic strikslip om te voorkomen dat na elke plas ook de kleding en het beddengoed verschoond dienen te worden. Plastic wegwerpluiers worden onder de billen geschoven en met plakstrips van onder naar boven vastgemaakt, men hoeft het kind niet om te draaien.

Wij hebben kinderen getest op de leeftijd van 5 maanden en op dat moment lijkt buikligging gunstig te zijn. In de discussie vermeldden wij een zeer recent onderzoek waaruit blijkt dat er op de leeftijd van 18 maanden geen verschil in motoriek (meer) is tussen buik- en rugslapers.1 Onze onderzoeksgroep is nog niet op latere leeftijd getest.

Overigens zijn wij van mening dat wij de preventie van wiegendood geenszins ondermijnen, aangezien wij hebben aangegeven dat het aan te bevelen is om kinderen (onder toezicht) op de buik te laten spelen, zoals ook is aangegeven in de consensus preventie van wiegendood.2

R.A. van Lingen
F. Visscher
T. van der Graaf
W.P.F. Fetter
Literatuur
  1. Dewey C, Fleming P, Golding J, Alspac Study Team. Does the supine sleeping position have any adverse effects on the child? II. Development in the first 18 months [abstract]. Pediatrics 1998;101:98.

  2. Velzen-Mol HWM van, Burgmeijer RJF, Hofkamp M, Ouden AL den. Consensus preventie van wiegendood. [LITREF JAARGANG="1997" PAGINA="1779-83"]Ned Tijdschr Geneeskd 1997;141:1779-83.[/LITREF]