De huisarts als poortwachter

Perspectief
B. Meyboom-de Jong
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:2668-73

Zie ook de artikelen op bl. 2646 en 2649.

Sinds de Tweede Wereldoorlog vervult de huisarts in de Nederlandse gezondheidszorg een poortwachtersfunctie. In het plan-Simons bleek het niet langer vanzelfsprekend dat de huisarts deze functie vervulde, waarmee deze taak van de huisarts onder druk kwam te staan. In andere landen worden juist experimenten uitgevoerd om de poortwachtersfunctie in ere te herstellen, met het Nederlandse model als voorbeeld.

Deze ontwikkelingen waren de aanleiding voor een Tijdschriftconferentie over de huisarts als poortwachter van de gezondheidszorg. Als inleiders waren uitgenodigd Van den Bosch, die een literatuurstudie verrichtte, De Maeseneer, die in België een experiment begeleidde, en Rethans, die ervaring had met een experiment in Noorwegen.12 In dit verslag wordt de gevoerde discussie samengevat.

Internationale vergelijking

Starfield vergeleek de eerstelijnsgezondheidszorg van 10 ontwikkelde landen op drie gebieden.3 Ten eerste beoordeelde zij de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg op aspecten zoals de…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, vakgroep Huisartsgeneeskunde, Ant. Deusinglaan 4, 9713 AW Groningen.

Prof.dr.B.Meyboom-de Jong, huisarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amersfoort, januari 1995,

Het verslag van de Tijdschriftconferentie over de huisarts als poortwachter van de hand van collega Meyboom-de Jong vraagt om een enkele correctie (1994;2668-73). Het Nederlands Huisartsen Genootschap werd niet in 1957, maar in 1956 opgericht. Vakgroepen en leerstoelen huisartsgeneeskunde ontstonden niet vanaf 1974; in 1966 werd aan de Rijksuniversiteit Utrecht de eerste leerstoel huisartsgeneeskunde in het leven geroepen. Dat Nederland daarmee vooropliep, blijkt uit het feit dat deze leerstoel de tweede ter wereld was! Enkele jaren daarna volgden successievelijk de andere universiteiten.

De eenjarige huisartsopleiding begon niet in 1974, maar in 1971 in Utrecht als zogenaamd zevende jaar op basis van een herziening van het Academisch Statuut in 1968. Dit verklaart ook de aanvankelijke duur van de opleiding van één jaar. In 1974 werd het Academisch Statuut wederom herzien; nu werd voorzien in een zesjarige artsopleiding, gevolgd door een postacademische beroepsopleiding voor huisartsen.

J.C. van Es
B.
Meyboom-de Jong

Groningen, februari 1995,

De correcties van collega Van Es illustreren dat het goed is dat de ‘oude rotten in het vak’ de ‘jonge blommen’ corrigeren; hij heeft op alle punten gelijk. In 1966 werd Van Es tot eerste hoogleraar in zijn eigen vak, de geneeskunde van de huisarts benoemd. Het ging hier om een buitengewoon hoogleraarschap, dat enige tijd later in een gewoon hoogleraarschap werd omgezet. Noch bij Touw-Otten, noch bij Runia was te achterhalen wanneer dat precies het geval was.12 Runia schrijft overigens dat Van Es in 1967 benoemd werd.

De huisartsopleiding in haar huidige vorm, een specialisatie ná het basisarts-examen, startte afhankelijk van de regio in 1973-1975.

B. Meyboom-de Jong
Literatuur
  1. Runia E, Herk R van. De kunst van het haalbare. Huisarts Wet 1991; 34:117-23.

  2. Touw-Otten FMWW. Wetenschapsbeoefening en huisartsgeneeskunde. Een analyse van dissertaties en enkele wegen tot structurering van huisartsgeneeskunde als discipline [proefschrift]. Utrecht: Rijksuniversiteit, 1981.

Amsterdam, januari 1995,

Het verslag van de Tijdschriftconferentie van mw.Meyboom-de Jong heb ik met grote belangstelling en waardering gelezen. Het is goed dat dit onderwerp in het Tijdschrift aan de orde is gesteld. Wel heb ik iets gemist: in de eerstelijnsgezondheidszorg bestaat naast de huisarts een tweede zelfstandige beroepsgroep die een poortwachtersfunctie vervult: de verloskundige. Is het echt zo dat tijdens de conferentie de rol van de verloskundige als poortwachter door niemand is genoemd?

De selectiefunctie, in het conferentieverslag omschreven als één van de belangrijkste poortwachterstaken, wordt in de verloskunde voor de grote meederheid van de zwangeren uitgeoefend door verloskundigen. Verantwoording daarvan wordt afgelegd door deelname aan de Landelijke Verloskunde Registratie en door publikatie van gegevens daarover.1 Daarmee vergeleken is over de rol van de huisarts in die regio's waar de eerstelijnsverloskunde door die discipline wordt uitgeoefend, maar weinig bekend. Naast alle waardering die men moet hebben voor de grote inspanningen van huisartsenzijde tot professionalisering van hun discipline, moet geconstateerd worden dat op het gebied van de verloskunde de kennis, de opleiding en de nascholing van de huisarts zijn achtergebleven.2 Dat is zorgwekkend, met name voor die regio's waar de eerstelijns verloskundige zorg door huisartsen wordt gegeven. Aparte eisen aangaande opleiding en herregistratie voor huisartsen die zich vestigen in die gebieden zijn dan ook dringend nodig.3

Daar waar de verloskundige zorg voornamelijk wordt verleend door verloskundigen is voor een adequate poortwachtersfunctie vooral een goede samenwerking tussen huisartsen en verloskundigen nodig. Over de interactie tussen primaire specialistische verwijzingen door de huisarts in het begin van de zwangerschap, en de latere verwijzingen door de verloskundige is niet veel bekend. Het zou voor de hand liggen dat tussen de beroepsgroepen over die gemeenschappelijke poortwachtersfunctie overleg zou worden gevoerd. Helaas echter wordt de discussie tussen de beide eerstelijnsdisciplines nogal eens beheerst door competitie, soms ook merkt men de ander zelfs niet op. Is het vergeten van de tweede poortwachter in het verslag van de conferentie daarvoor tekenend?

P.E. Treffers
Literatuur
  1. SIG Zorginformatie. Jaarboek verloskunde 1991. Utrecht: SIG, 1992.

  2. Treffers PE. De toekomst van de eerstelijns verloskundige zorg. Bijblijven 1994;10:66-74.

  3. Meyboom-de Jong B. Verloskunde in de huisartsopleiding. Bijblijven 1994;10:17-25.

B.
Meyboom-de Jong

Groningen, februari 1995,

De reactie van collega Treffers op mijn verslag vormt een welkome aanvulling. De poortwachtersfunctie van de verloskundige en van de huisarts op het gebied van de verloskunde is slechts zeer terloops ter sprake gekomen. Dat is de reden dat ik hierover in het uiteindelijke verslag niets heb bericht.

Ik deel Treffers‘ opvatting dat de verloskundige een uitstekende poortwachtersfunctie vervult, evenals de huisarts in die gebieden waar het huisartsen niet onmogelijk wordt gemaakt actieve verloskunde te bedrijven door het primaat van de verloskundigen. Inmiddels is de Vereniging van Verloskundige Actieve Huisartsen opgericht die zich met de inhoudelijke aspecten van de specifiek verloskundige taken bezighoudt. Ik denk dat een vereniging die zowel kwaliteit van de uitoefening van het vak als de belangenbehartiging op zich neemt, kan voorkomen dat de huisartsgeneeskundige verloskunde en daarmee de thuisbevalling in Nederland, naar mijn idee grote verworvenheden, obsoleet worden.

B. Meyboom-de Jong