Is doorgaans vaker dan dikwijls; of hoe vaak is soms?

J.A.H. Eekhof
S.S.L. Mol
J.C. Pielage
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:41-2

Als een huisarts tegen een patiënt zegt dat een bepaalde huidtumor na verwijdering ‘meestal niet’ terugkomt, is het de vraag of de term ‘meestal niet’ hetzelfde voor de patiënt betekent als voor de huisarts. Termen zoals ‘soms’, ‘meestal’, ‘dikwijls’ et cetera, zogenaamde semi-kwantitatieve termen, worden veel gebruikt om nuances in informatie aan te brengen, niet alleen in de dagelijkse praktijk, maar ook in medische examens en wetenschappelijke publikaties.

In het Engelse taalgebied is door medici onderzoek gedaan naar de betekenis die door diverse personen aan een aantal termen werd toegekend.1-3 Vanuit het Samenwerkingsverband van het Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde, dat driemaal per jaar een kennistoets voor huisartsen in opleiding samenstelt, werd onderzoek gedaan naar de betekenis van een aantal van deze termen in de Nederlandse taal.

Onder alle medewerkers (huisartsen, wetenschappelijke en secretariaatsmedewerkers) van de Universitaire Instituten voor Huisartsgeneeskunde van Leiden, Maastricht en Utrecht werd een enquête gehouden waarbij voor…

Auteursinformatie

Samenwerkingsverband Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde, Bijlhouwerstraat 6, 3511 ZC Utrecht.

J.A.H.Eekhof en mw.S.S.L.Mol, huisartsen; drs. J.C.Pielage, statisticus.

Contact J.A.H.Eekhof

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Hengelo, februari 1992,

Eekhof et al. tonen in hun publikatie dat er vrije grote verschillen zijn in de interpretatie van een aantal semi-kwantitatieve termen die ‘veelvuldig’ in de geneeskunde worden gehanteerd (1992;41-2). De 30 termen zijn op een enquêteformulier in een willekeurige volgorde aan de geënquêteerden voorgelegd. De resultaten komen volgens de auteurs overeen met die van een onderzoek dat 112 jaar geleden in Canada en de V.S. is uitgevoerd.

Bij de gehanteerde onderzoekmethode zijn enkele opmerkingen te plaatsen. Het is onvermijdelijk dat een schriftelijk geënquêteerde de vragen doorleest en zichzelf bij de beantwoording gaat corrigeren op inconsequenties. Hij brengt een volgorde aan en sorteert de termen op de vragenlijst als het ware op een schaal van 0-100%. Een mondelinge enquête kent dit bezwaar minder: de geënquêteerde zal spontaner reageren, en heeft niet de mogelijkheid eenmaal gedane uitspraken op onderlinge samenhang te corrigeren. Een situatie dus die meer overeenkomt met die in de spreekkamer.

Een ander – verbazingwekkend – punt is, dat kennelijk ook de artsen onder de ondervraagden zich hebben laten verleiden tot het toekennen van een waarde aan semi-kwantitatieve termen zonder deze in een context te plaatsen, dus zonder hiermee een bepaald verwachtingspatroon te verbinden. Het maakt nogal een verschil of een term wordt gebruikt voor een milde bijwerking of voor een dodelijk verlopende complicatie. In het laatste geval kan 1 op 10.000 al ‘frequent’ genoemd worden, terwijl in de publikatie van Eekhof et al. daarvoor 60-80% gescoord werd.

Helaas zouden kandidaten voor een volgende (bij voorkeur mondelinge) enquête op korte termijn door deze recente publikatie op hun hoede zijn. Wij hoeven echter niet opnieuw 12 jaar te wachten op een vervolg.

De oplossing is duidelijk: zowel in de spreekkamer als in wetenschappelijke publikaties, en niet te vergeten in geneesmiddel-bijsluiters, verdient het sterk de voorkeur om een frequentie uit te drukken in een getal, zo mogelijk met een spreiding. Of zo'n percentage veel of weinig, acceptabel of onacceptabel gevonden wordt, is een interpretatie die moet worden overgelaten aan degene die de informatie ontvangt.

A. Bakker
J.J.E.
van Everdingen

Amsterdam, januari 1992,

Eekhof et al. hebben aan de hand van een enquête onder 140 medewerkers van 3 huisartsinstituten laten zien dat termen zoals ‘soms’, ‘meestal’, ‘dikwijls’ etc. een grote spreiding hebben als aan die termen een kwantitatieve (procentuele) betekenis wordt toegekend en dat patiënt en arts elkaar hierdoor verkeerd kunnen begrijpen (1992;41-2). Zo heeft het woord ‘vaak’ een gemiddelde score van 73%, terwijl 80% van de antwoorden tussen de 63 en 84% ligt. Over deze begrippen zijn in de jaren zeventig en tachtig vrij veel artikelen in medische tijdschriften geschreven,1-9 ook in dit tijdschrift.10 Hierin werd gesteld dat de betekenis van een woord als ‘vaak’ mede afhankelijk is van het zinsverband, van toevoegingen, van de intonatie, van de situatie waarin het wordt gebruikt en zelfs van de personen door wie het wordt gesproken of gehoord. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende zinnen:

– Huisartsen zien vaak patiënten met wratten.

– Wratten zitten vaak op de handen.

– Vaak heeft een patiënt meer dan één wrat. In geen van deze zinnen is het woord ‘vaak’ misplaatst. Toch gaat het hier om zeer verschillende percentages. In het eerste geval betekent ‘vaak’: ‘relatief vaak’, bijvoorbeeld vaak ten opzichte van andere huidaandoeningen. De huisarts zal echter gemiddeld niet meer dan 2 of 3 patiënten met wratten per week zien, dus hooguit enkele procenten van het totale aantal patiënten. In het tweede geval ligt het percentage veel hoger: enkele tientallen procenten van alle patiënten met wratten, en in het derde geval wellicht nog hoger, mogelijk zelfs hoger dan het percentage dat Eekhof et al. vonden.

Op grond van die grote procentuele spreiding zou men ervoor kunnen pleiten in plaats van semi-kwantitatieve begrippen bij bepaalde boodschappen aan patiënten percentages te gebruiken. Of dit juist zou zijn, is echter zeer de vraag. Als een huisarts tegen een patiënte zegt dat zij 5% kans heeft dat het kind dat zij verwacht een mongooltje wordt, zal dat voor de ene vrouw (bijvoorbeeld een 45-jarige vrouw die al 3 miskramen heeft gehad) een kleine kans zijn en voor de andere (bijvoorbeeld een 35-jarige vrouw die haar eerste kind verwacht) een grote. Alleen wanneer bij de patiënte wordt gecontroleerd wat een dergelijk percentage betekent, maken patiënt en arts naar elkaar toe duidelijk of zij dezelfde betekenis hieraan toekennen.

J.J.E. van Everdingen
Literatuur
  1. Girone JA. Further elucidation of medical jargon. N Engl J Med 1972; 286: 382.

  2. Cutler P. From odds to ends. In: P.Cutler, ed. Problem solving in clinical medicine. Baltimore/London: Williams and Wilkins, 1979: 20-37.

  3. Toogood JH. What do we mean by ‘usually’? Lancet 1980; i: 1094.

  4. Sarkies N. What do we mean by usually (letter)? Lancet 1980; i: 1305.

  5. Bryant GD, Norman GR. Expressions of probability: words and numbers (letter). N Engl J Med 1980; 320:411.

  6. Kenney RM. Between never and always (letter). N Engl J Med 1981; 305: 1097-8.

  7. Nakao MA, Axelrod S. NUmbers are better than words. Verbal specifications of frequency have no place in medicine. Am J Med 1983; 74: 1061-5.

  8. Robertson WO. Quantifying the meanings of words. JAMA 1983; 249: 2631-2.

  9. Kong A, Barnett GO, Mosteller F, Youtz C. How medical professionals evaluate expressions of probability. N Engl J Med 1986; 315: 740-4.

  10. Everdingen JJE van, Rampen FHJ. Maat en getal. [LITREF VOLGNR="02" JAARGANG="1983" PAGINA="1209-13"]Ned Tijdschr Geneeskd 1983; 127: 1209-13.[/LITREF]

Maastricht, januari 1992,

Ik heb genoten van het artikel van Eekhof et al. (1992;41-2). Inderdaad hebben frequentiewoorden ‘nogal eens’ een te grote bandbreedte. Studenten geneeskunde in Maastricht leren dat al in het begin van hun opleiding. Hun wordt gevraagd voor 12 woorden, van ‘nooit’ tot ‘altijd’, aan te geven welke frequentie zij daarbij in gedachte hebben. Daarna worden zij geconfronteerd met de soms zeer afwijkende uitkomsten van hun medestudenten.

Dit jaar namen 138 van de 150 eerstejaars aan de enquête deel. De uitkomsten waren ongeveer gelijk aan die van het jaar ervoor. Er bestond weinig discrepantie ten aanzien van ‘nooit’ (mediaan 0%), ‘sporadisch’ en ‘zelden’ (5%), ‘weleens’ en ‘soms’ (15-20%), ‘veelvuldig’, ‘vaak’ en ‘meestal’ (75-80%) en ‘altijd’ (100%). Meer verschil van mening was er over ‘frequent’, dat met 60% (P10 = 40%, P90 = 80%) curieus genoeg iets lager werd ingeschat dan ‘veelvuldig’. ‘Geregeld’ had een mediaan van 50% met een behoorlijke spreiding (P10 = 25%, P90 = 70%).

Een ware ramp is de uitdrukking ‘niet zelden’. Daar lijkt iedereen iets anders onder te verstaan: bij een mediaan van 40% was de spreiding P10 = 15% en P90 = 80%. Vorig jaar was de mediaan 50% met een al even grote spreiding (P10 = 20%, P90 = 80%). Er was 1 student die weigerde hiervoor een puntschatting te geven: bij ‘zelden’ noteerde hij 5% en bij ‘niet zelden’ > 5% ([ongelijk]5% zou nog adequater zijn geweest). Ik stel voor dat uitdrukkingen zoals ‘niet zelden’ alleen nog maar door politici gebruikt mogen worden.

P.G. Knipschild

Maarssen, januari 1992,

Eekhof et al. onderzochten bij 96 personen de betekenis van enkele semi-kwantitatieve termen zoals ‘altijd’, ‘frequent’, ‘zelden’ (1992;41-2). De auteurs relateerden hun uitkomsten aan die van soortgelijke onderzoeken uitgevoerd in het Angelsaksische taalgebied voor zover gepubliceerd in 1980 en 1981. Niet wordt verwezen naar een recenter onderzoek met bijbehorende vergelijking uitgevoerd door Kong et al. 1

Graag willen wij een kanttekening plaatsen bij het artikel van Eekhof et al.; voor zover de bestudeerde termen taalkundig vergelijkbaar zijn, komt de Nederlandse numerieke interpretatie qua gemiddelde van ‘vaak’ ongeveer 10% anders uit dan de Angelsaksische. Enkele voorbeelden:

– ‘frequent’ bij Kong is gemiddeld 56%, maar ‘frequent’ bij Eekhof is 71%;

– ‘never’ bij Kong is gemiddeld 3%, maar ‘nooit’ bij Eekhof is 8%;

– ‘almost never’ bij Kong is gemiddeld 2%, maar ‘bijna nooit’ bij Eekhof is 12%.

Deze opmerkelijke constatering leidt tot de conclusie dat bij het gebruik van Angelsaksische vakliteratuur bij voorkeur de getallen uit het overzichtsartikel van Kong et al. gehanteerd dienen te worden. Anders geformuleerd betekenen de mogelijke verschillen tussen beide schalen dat in numeriek opzicht bij benadering en als voorbeeld de volgende semantische equivalenties gelden:

– ‘vaak/dikwijls’ is equivalent met ‘usually’ (en niet met ‘often’, zoals verwacht);

– ‘always’ is equivalent met ‘altijd’ indien gemiddeld 97% wordt bedoeld, maar ‘always’ is niet equivalent met ‘steeds’ omdat dan 88% wordt bedoeld. De vraag dringt zich op: vanwaar het verschil tussen ‘altijd’ en ‘steeds’?

Zuivere communicatie vereist een correcte interpretatie van (onder andere semi-kwantitatieve) expressies. Aangezien deze numerieke equivalenties doorgaans niet in woordenboeken worden vermeld,2-4 is het naar aanleiding van de publikatie van Eekhof et al. van belang de lezer te wijzen op dergelijke opmerkelijke verschillen tussen het Nederlands en het Engels.

P.L.M. Kerkhof
H.G. de Bruin
R. Koenen
K. Gill
Literatuur
  1. Kong A, Barnett GO, Mosteller F, Youtz C. How medical professionals evaluate expressions of probability. N Engl J Med 1986; 315: 740-4.

  2. Mostert FJA. Medisch woordenboek E/N & N/E. Utrecht: Bohn Scheltema & Holkema, 1983.

  3. Haan HRM de, Dekker WAL. Groot woordenboek der geneeskunde. Leiden: Stafleu, 1969.

  4. Kerkhof PLM. Woordenboek der geneeskunde N/E & E/N. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum (ter perse).

Utrecht, februari 1992,

Wij zijn drs.Bakker en collegae Van Everdingen, Knipschild en Kerkhof et al. erkentelijk voor hun aanvullingen.

In ons artikel hebben wij ons willen beperken tot het signaleren van een algemeen taalkundig probleem. Hierbij lieten wij zien tot welke verschillen in interpretatie het gebruik van semi-kwantitatieve termen kan leiden. Zoals Bakker stelt in zijn brief is vooral de context waarin deze termen worden gebruikt van groot belang voor de aan de term toe te kennen betekenis. Van Everdingen weet dit met het voorbeeld ‘vaak’ knap te illustreren. Uit het artikel van Kong blijkt dat de context wel van belang is voor de aan de term toegekende frequentie;1 de rangorde van de termen lijkt echter niet door de context te worden beïnvloed.

Bij de brief van collega Kerkhof et al. moet worden vermeld dat de termen waarvan de gemiddelden worden vergeleken een brede spreiding hebben. Als de door Kerkhof et al. genoemde verschillen significant zijn, signaleren zij een ander interessant taalkundig probleem: kan men bij het vertalen van semi-kwantitatieve termen wel uitgaan van een woordenboek of moet men uitgaan van frequentietabellen?

J.A.H. Eekhof
S.S.L. Mol
J.C. Pielage
Literatuur
  1. Kong A, Barnett GO, Mosteller F, Youtz C. How medical professionals evaluate expression of probability. N Engl J Med 1986; 315: 740-4.