Over euthanasie bij pasgeborenen wordt niet gesproken...

Perspectief
R. de Leeuw
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:772-5

Met de huidige discussie over euthanasie lijken er mogelijkheden tot regulering c.q. wetgeving te ontstaan om bij ernstig zieke patiënten onder bepaalde omstandigheden op hun uitdrukkelijk en ernstig verzoek, bij het ontbreken van een alternatief en wanneer aan bepaalde zorgvuldigheidscriteria is voldaan, een levenbeëindigende handeling te verrichten. Dit zal een grote verbetering betekeken, omdat nu onvoldoende rechtszekerheid bestaat voor artsen die een dergelijke handeling uitvoeren. Zowel het standpunt van de KNMG,1 het voorgestelde wetsontwerp Wessel-Tuinstra, het rapport van de Staatscommissie Euthanasie2, als de zgn. ‘proeve’ van het eerste kabinet-Lubbers hebben deze doelstelling. Eén van de belangrijkste verschilpunten tussen genoemde standpunten vormt de omstandigheid waarin de patiënt op het moment van zijn verzoek verkeert: deze varieert van een infauste prognose, een ondraaglijk lijden, een noodsituatie, een concrete doodsverwachting tot uiteindelijk de stervensfase.

Ook de jurisprudentie uit enkele rechtbankvonnissen heeft de strekking dat euthanasie onder bepaalde omstandigheden mogelijk is…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Neonatologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.R.de Leeuw, kinderarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, mei 1987,

Naar aanleiding van dit artikel (1987;772-5) zouden wij gaarne de volgende aanvulling willen geven. Collega De Leeuw geeft een praktische illustratie van de problematiek: een kind met een geboortegewicht van 950 gram dat na 30 weken zwangerschap per keizersnede wordt geboren bij ernstig zuurstoftekort en zeer ernstige hersenbeschadiging. Helaas worden de lezers de volgende essentialia onthouden: (1) Hoe kon het toch zo ver komen? en (2) Indien een ongeborene dan al in een zo'n slechte toestand was, waarom werd dan niet geabstineerd? Mijns inziens zou dan ook de laatste zin van het artikel als volgt kunnen luiden: Het zou wenselijk zijn dat in dezen mensen c.q. instanties die het verloskundige beleid bepalen (als onderdeel van het perinatologische beleid), zich eens goed op de hoogte zouden stellen omtrent het lot van pasgeborenen met een uitzichtloze prognose betreffende hun latere ontwikkelingskansen.

Uit twee recente proefschriften blijkt misschien ten overvloede hoe belangrijk het is om zeker de allerkleinsten een goede start in het extra-uteriene leven te geven.12 Tevens worden via logistische regressie-analyse in deze onderzoeken de factoren die in dit kader van belang zijn aangegeven. Zowel klinisch als fysisch-technisch is het steeds vaker mogelijk geworden foetale groeiachterstand tijdig op te sporen alsmede de foetale toestand te bewaken, en pasgeborenen een goede start te bieden. Over euthanasie bij pasgeborenen hoeft dan misschien niet meer te worden gesproken...

T.K.A.B. Eskes
Literatuur
  1. Sporken JMJ. De prognose van kinderen geboren vóór de 34e zwangerschapsweek. Proefschrift.

  2. Verloove SP, Verwey RA. Project on preterm and small for gestational age infants in The Netherlands. Proefschrift, 1983.

Amsterdam, mei 1987,

Volgens collega Eskes heb ik de lezers van mijn stuk twee essentialia onthouden. Helaas gaat het in de praktijk heel vaak zo. Bovendien zal het niet eenvoudig zijn om consensus te bereiken omtrent het verloskundige beleid bij een dergelijke casuïstiek. Voorzeker had het kind beter bewaakt kunnen worden, doch omtrent het verloskundige beleid rond de geboorte liggen de zaken gecompliceerder. Wanneer onder dergelijke omstandigheden tijdiger (dus eerder) een keizersnede gedaan zal worden, bestaat de kans dat de toestand van het kind bij de geboorte beter is. Het is dan echter ook weer jonger en heeft een grotere kans op neonatale problemen. Daarmede worden de problemen alleen maar verplaatst van de gynaecoloog naar de kinderarts.

Ik ben het dan ook wel eens met collega Eskes waar hij stelt dat mensen c.q. instanties die het verloskundige beleid bepalen (als onderdeel van het perinatologische beleid), zich eens goed op de hoogte zouden moeten stellen ... Daarmede is het door mij geschetste probleem evenwel niet opgelost. Waar wij (in de perinatologie) zo op de grens van levensvatbaarheid en op de grens van leven en dood werken, daar zullen altijd kinderen schade kunnen oplopen. Deze schade, vooral van de hersenen, kan het latere leven van het kind onleefbaar maken. Wij zullen dus wel degelijk over euthanasie bij pasgeborenen moeten blijven praten.

R. de Leeuw