Xanthelasma palpebrarum

Klinische praktijk
M.A. Kemler
W. Deenstra
M. Kon
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1014-7

Inleiding

Xanthelasmata zijn vlakke, licht verheven tumoren in de ooglidhuid. Door een opvallende gele kleur zijn ze storend in het uiterlijk van de patiënt. De laesies kunnen zacht, vast of kalkachtig zijn. De uitgebreidheid kan variëren van een enkele millimeter tot vrijwel het gehele ooglid. Bij het grootste deel van de patiënten is de aandoening bilateraal.1 Xanthelasmata komen het meest voor rond de nasale ooghoek.2 Van daaruit kan uitbreiding plaatsvinden naar de rest van het ooglid. Bij brildragenden is er soms uitbreiding tot de plaatsen waar druk op de neus wordt uitgeoefend.

De term ‘xanthelasma’ komt van de Griekse woorden ‘xanthos’ en ‘elasma’, die respectievelijk ‘geel’ en ‘platgeslagen metalen plaat’ betekenen. Xanthelasmata behoren tot de groep van de xanthomen: vetstapelingstumoren in de huid. Het woord ‘xanthelasma’ wordt tegenwoordig specifiek gebruikt voor de beschrijving van xanthomen in de ooglidhuid. Van alle xanthomen komen xanthelasmata het meest voor. Onderzoeken tonen…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Plastische, Reconstructieve en Handchirurgie, Heidelberglaan 100, 3584 CX Utrecht.

M.A.Kemler, co-assistent; W.Deenstra en prof.dr.M.Kon, plastisch chirurgen.

Contact prof.dr.M.Kon

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.F.H.
Stalenhoef

Nijmegen, mei 1996,

Met belangstelling lazen wij het artikel van Kemler et al., maar het verbaasde ons enkele malen te lezen dat meting van de serumlipiden bij de meeste patiënten met xanthelasmata zinloos zou zijn (1996;1014-7). Dit geldt ook voor de opmerkingen over de behandeling met dieet en het specifieke laboratoriumonderzoek dat nodig zou zijn.

In de literatuur worden bij personen met xanthelasmata meestal percentages van hyperlipidemie opgegeven tot 50; in de meeste gevallen gaat het dan om familiaire hypercholesterolemie (FH).1-5 Deze erfelijke vetstofwisselingsstoornis met een sterk verhoogd risico op vroege atherosclerose en myocardinfarct mag niet over het hoofd gezien worden. Meestal levert de familieanamnese wel aanknopingspunten voor FH op, maar dit is niet altijd het geval. Het simpel meten van de (niet-nuchtere) serumconcentratie cholesterol levert de diagnose op. Dit is geen dure bepaling en meting van apolipoproteïnen is volledig overbodig. Voorts kunnen xanthelasmata wijzen op de aanwezigheid van een verlaagde ‘high-density’-lipoproteïne (HDL)-cholesterolconcentratie, die eveneens gepaard gaat met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.6 De HDL-cholesterolmeting kan eveneens bij een niet-nuchtere patiënt verricht worden en deze bepaling is evenmin duur. Wat betreft de effecten van een dieet met een matige hoeveelheid vet en een ‘lipotrofisch’ dieet (referenties uit 1972 en 1945!) kan opgemerkt worden dat er sinds die tijd wel wat veranderd is in de behandeling van hypercholesterolemie.7 Sinds de invoering van de statinen, waardoor krachtige cholesterolverlaging mogelijk is geworden, hebben wij regelmatig xanthomen zien verdwijnen. De bevinding dat recidieven van xanthelasmata na behandeling frequent voorkomen, vormt op zich al een indicatie voor verder onderzoek naar een mogelijk onderliggende vetstofwisselingsstoornis.

De aanbeveling om geen serumlipiden te meten bij patiënten met xanthelasmata is in strijd met de richtlijnen van de Nederlandse cholesterolconsensus.8

A.F.H. Stalenhoef
J.R.M. Cruysberg
P.M.J. Stuyt
Literatuur
  1. Dean FD. Xanthelasma and hyperlipoproteinaemia. Clin Chim Acta 1976;66:189-93.

  2. Gómez JA, Gónzalez MJ, de Moragas JM, Serrat J, Gónzalez-Sastre F, Pérez M. Apolipoprotein E phenotypes, lipoprotein composition, and xanthelasmas. Arch Dermatol 1988;124:1230-4.

  3. Segal P, Insull jr W, Chambless LE, Stinnett S, LaRosa JC, Weissfeld L, et al. The association of dyslipoproteinemia with corneal arcus and xanthelasma. The Lipid research clinics program prevalence study. Circulation 1986;73:I108-18.

  4. Alexander LJ. Ocular signs and symptoms of altered blood lipids. J Am Optom Assoc 1983;54:123-6.

  5. Bergman R. The pathogenesis and clinical significance of xanthelasma palpebrarum. J Am Acad Dermatol 1994;30:236-42.

  6. Bates MC, Warren SG. Xanthelasma: clinical indicator of decreased levels of high-density lipoprotein cholesterol. South Med J 1989; 82:570-4.

  7. Mol MJTM, Stuyt PMJ, Stalenhoef AFH. Effectiviteit en veiligheid van simvastatine, een nieuw cholesterolverlagend geneesmiddel. [LITREF JAARGANG="1989" PAGINA="362-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1989;133:362-6.[/LITREF]

  8. Voorbereidingswerkgroep Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing. Herziening consensus cholesterol. Hart Bull 1992;23 Suppl:9-21.

Utrecht, mei 1996,

Wij danken de collegae Stalenhoef et al. voor hun reactie. Het door hen aangesneden misverstand over xanthelasmata hebben wij met ons artikel juist de wereld uit willen helpen.

Xanthelasmata zijn de meest voorkomende xanthomen, maar zijn het minst specifiek voor vetstofwisselingsstoornissen. Het is algemeen aanvaard, hetgeen ook wordt bekrachtigd in de richtlijnen van de Nederlandse cholesterolconsensus, dat gerichte opsporing van personen met hypercholesterolemie, eventueel gevolgd door de bepaling van triglyceriden, HDL-cholesterol en andere specifieke bepalingen, alleen aan te bevelen is bij personen met xanthelasmata voor het 40e jaar.1 Dit advies is ook in ons artikel te lezen. Cruz et al. raden aan in een dergelijke situatie nuchtere waarden van plasmalipiden, lipoproteïnen en apolipoproteïnen te bepalen.2 De aanbeveling om de niet-nuchtere waarden en geen apolipoproteïnen te meten, nemen wij ter harte.

Inderdaad zijn bij 30-50% van de patiënten met xanthelasmata verhoogde serumlipidewaarden meetbaar. Dat de meesten van hen familiaire hypercholesterolemie hebben, is echter niet juist.3-5 Wanneer wordt gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en mate van obesitas, is het percentage patiënten met hyperlipidemie zelfs niet statistisch significant hoger dan dat in de normale populatie.3

Is tussen het voorkomen van xanthelasmata en hyperlipidemie nog enigszins een relatie te leggen, de relatie met een verlaagd HDL-cholesterol is speculatief. Inderdaad vonden Bates et al. een verband; anderen lukte dit echter niet.34 6 De bepalingen van serumcholesterol en HDL-cholesterol zijn op zich niet duur. Wij beschouwen echter elke zinloze bepaling als kostenverhogend. Bovendien is voor een betrouwbare uitspraak over de serumcholesterolwaarde het gemiddelde nodig van drie bepalingen.1

Het hoge recidiefpercentage na behandeling is niet per definitie een aanwijzing voor een onderliggende vetstofwisselingsstoornis. De theorieën over een mogelijke functionele oorzaak van xanthelasmata kunnen onzes inziens niet zomaar van tafel worden geveegd.27

Dat de gerefereerde artikelen over behandeling van xanthelasmata met een dieet uit 1972 en 1945 afkomstig zijn, is te verklaren doordat tegenwoordig xanthelasmata (mits optredend na het 40e levensjaar) niet meer worden beschouwd als een gevolg van vetstofwisselingsstoornissen.2-7 Dientengevolge heeft niemand meer een poging ondernomen om xanthelasmata te bestrijden met een dieet. Wij betwijfelen ten zeerste of de xanthomen die Stalenhoef et al. zagen verdwijnen na behandeling met statine, inderdaad xanthelasmata waren. Indien dit wel zo was, hadden zij deze bevindingen aan behandelend artsen van patiënten met xanthelasmata kenbaar moeten maken, aangezien dergelijke resultaten nooit eerder werden gepubliceerd.

M.A. Kemler
W. Deenstra
N. Kon
Literatuur
  1. Voorbereidingswerkgroep Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing. Herziening consensus cholesterol. Hart Bull 1992;23 Suppl:9-21.

  2. Cruz jr PD, East C, Bergstresser PR. Dermal, subcutaneous, and tendon xanthomas: diagnostic markers for specific lipoprotein disorders. J Am Acad Dermatol 1988;19:95-111.

  3. Gómez JA, Gónzalez MJ, de Moragas JM, Serrat J, Gónzalez-Sastre F, Pérez M. Apolipoprotein E phenotypes, lipoprotein composition, and xanthelasmas. Arch Dermatol 1988;124:1230-4.

  4. Segal P, Insull jr W, Chambless LE, Stinnett S, LaRosa JC, Weissfeld L, et al. The association of dyslipoproteinemia with corneal arcus and xanthelasma. The Lipid research clinics program prevalence study. Circulation 1986;73:I108-18.

  5. Watanabe A, Yoshimura A, Wakasugi T, Tatami R, Ueda K, Ueda R, et al. Serum lipids, lipoprotein lipids and coronary heart disease in patients with xanthelasma palpebrarum. Atherosclerosis 1981; 38:283-90.

  6. Roederer GO, Bouthillier D, Davignon J. Xanthelasma palpebrarum and corneal arcus in octogenarians [letter]. N Engl J Med 1987; 317:1740.

  7. Depot MJ, Jakobiec FA, Dodick JM, Iwamoto T. Bilateral and extensive xanthelasma palpebrarum in a young man. Ophthalmology 1984;91:522-7.