Wiegendood in secundaire buikligging; kenmerken en preventie

Klinische praktijk
G.A. de Jonge
A.C. Engelberts
P.J. Kostense
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1890-4

Zie ook het artikel op bl. 1888.

Nu vaststaat dat het op de buik te slapen leggen van een baby (‘primaire buikligging’) de kans op een onverwachte dood (wiegendood) 3 tot 7 maal zo groot maakt,1-4 doet zich de vraag voor wat het gevaar is van ‘secundaire buikligging’: het verschijnsel dat een baby zichzelf tijdens een slaapperiode uit rug- of zijligging omdraait en op de buik komt te liggen. Met het toenemen van de leeftijd zijn zuigelingen immers meer en meer in staat zich om te wentelen. Moet men dit zien te voorkomen? En zo ja: vanaf welke leeftijd, tot welke leeftijd en op welke manier?

De stabiliteit van zijligging en rugligging

Men kan een baby op 3 manieren te slapen leggen: op zijn rug, op een zij of op zijn buik. Niet altijd blijft hij dan in diezelfde houding liggen; op alle leeftijden wordt er gedraaid. Onderzoek naar…

Auteursinformatie

Prof.dr.G.A.de Jonge, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, Prins Bernhardlaan 50, 2341 KL Oegstgeest.

Diaconessenhuis, afd. Kindergeneeskunde, Leiden.

Mw.dr.A.C.Engelberts, kinderarts.

Vrije Universiteit, vakgroep Epidemiologie en Biostatistiek, Amsterdam.

Dr.P.J.Kostense, biostatisticus.

Contact prof.dr.G.A.de Jonge

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zwolle, oktober 1996,

Met zorg lazen wij het artikel van De Jonge et al. (1996;1890-4). Wij zijn onder de indruk van de daling van het aantal gevallen van wiegendood sinds het advies gegeven wordt baby's in rugligging te slapen te leggen. In combinatie met de aandacht voor de overige risicofactoren (beddengoed, roken, stress) is onzes inziens het maximum bereikt aan preventieve maatregelen voor het doorsnee Nederlandse kind.

Het stuit ons tegen de borst om alle kinderen standaard vast te leggen in hun bedjes met de door De Jonge et al. geadviseerde riemen. Sinds de aanbeveling om kinderen in rugligging te slapen te leggen, merken wij dat er meer kinderen zijn die moeite hebben met het omrollen, ondanks het advies om wakkere kinderen regelmatig op de buik te leggen. Aangezien jonge zuigelingen het grootste deel van de dag in hun bedje doorbrengen, vrezen wij dat fixeren in rugligging hun psychomotorische ontwikkeling niet ten goede zal komen.

Terecht merken de auteurs op dat de meeste gevallen van overlijden zich voordoen tijdens de afwezigheid van een volwassene. Aangezien het voor volwassenen onmogelijk is om voortdurend het kind in de gaten te houden, betekent dit noodzakelijkerwijs dat het kind de meeste tijd van de dag gefixeerd zal worden. De bezorgdheid van de ouders, zoals De Jonge et al. beschrijven, zal hiertoe bijdragen. Dezelfde bezorgdheid zou ouders ertoe kunnen verleiden het kind ook in huis in een verplaatsbaar autostoeltje te laten slapen (prima fixatie) of het kind tot in de peuterleeftijd gefixeerd te slapen te leggen.

Wij zouden willen voorkomen dat de slaapgewoonten in Nederland weer even rigide worden als in de tijd van het inbakeren.

A. van Kleij
W.E. Dorland
G.A.
de Jonge

Oegstgeest, oktober 1996,

In ons artikel wordt zeker niet bepleit om ‘alle kinderen standaard in hun bedjes vast te leggen’, maar, zoals wij schreven, om fixatie van de babyslaapzak te overwegen indien een kind zonder toezicht is en reeds in de eerste zes maanden heeft laten zien dat het in staat of bijna in staat is zelf van de rug naar de buik om te rollen. Ook aan ouders die hiervoor angst hebben, bijvoorbeeld na een geval van wiegendood in hun gezin, is deze maatregel in overweging te geven. Is dit een overdreven advies, nu wiegendood in secundaire buikligging ook in absolute zin zo is toegenomen?

Het is mogelijk dat kinderen die op hun buik slapen wat eerder zijn met kruipen en staan, zoals het ook denkbaar is dat kinderen die op hun rug slapen wat eerder zijn met de fijne motoriek van hun handen, maar er is ons geen onderzoek bekend waarin deze veronderstellingen goed getoetst zijn. De vrees dat zuigelingen die op hun rug liggen daarvan schade in hun ‘psychomotorische ontwikkeling’ zouden ondervinden, is onzes inziens ongegrond.

Wiegendood doet zich vrijwel uitsluitend voor tijdens een slaapperiode en de preventie ervan richt zich dan ook op de slaapsituatie. Indien er zelfs overdag geen toezicht is op een slapende jonge zuigeling van wie men weet of vermoedt dat deze in staat is zich van de rug naar de buik om te draaien, is de beschreven fixatie van de babyslaapzak door middel van een strakke riem onder hardboard- of lattenbodem door, een veilige mogelijkheid. Fixatie van de baby zelf in een autozitje zal dan (buiten de auto) niet nodig zijn.

G.A. de Jonge
A.C. Engelberts
P.J. Kostense