Nederland, oh Nederland

Noor Rikkers-Mutsaerts
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:B1171

Noor Rikkers-Mutsaertsis kinderarts-pulmonoloog in het LUMC te Leiden. Zij is bestuurslid van de Sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK) en lid van NoSmoKind!, een commissie die zich ten doel stelt passief en actief roken bij en door kinderen te voorkómen en te bestrijden (e.r.v.m.rikkers-mutsaerts@lumc.nl).

In het algemeen ben ik heel tevreden met Nederland: de mogelijkheden die je hebt om je te ontplooien, de vrijheid om te zeggen wat je wilt, het vangnet voor de minder fortuinlijken, de relatieve welvaart. En als onze gezondheidszorg er als beste uitkomt, kan ik echt trots zijn.

Zo is het niet als ik kijk naar de houding van onze regering ten aanzien van het antirookbeleid. Er komt een gevoel van plaatsvervangende schaamte als ik lees dat we minder antirookmaatregelen nemen dan bijvoorbeeld Oekraïne. Ons halfslachtige antirookbeleid in de horeca van de laatste jaren verdiende geen schoonheidsprijs. Vergeleken met veel…

Bezieling
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Roken
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Prima stellingname, actie. Niet cynisch afwachten. Je kan hiermee m.i. niet anders dan het volledig mee eens zijn. Zorgelijk dat de beleidsmakers op dit punt zo bewust-onbekwaam met de gezondheid van vooral onze jeugd omgaan.

Gerard Hissink Muller, bedrijfsarts

Tabaksontmoedigende maatregelen gericht op de algemene populatie zijn essentieel om het aantal ‘replacement smokers’ (kinderrokers) terug te brengen. Een deel van de kinderen die risico lopen om zelf te gaan roken heeft rokende ouders met co-morbide verslavingen en/of psychiatrische problemen. Is primaire preventie wel voldoende om de transgenerationele overdracht van tabaksverslaving bij deze tabaksverslaafden te doorbreken? Is de hulpverlening niet ook aan zet? Deze subgroep rokers gebruikt samen een substantieel deel van alle tabak, rookt vaak langer, meer en zwaardere tabak dan rokers zonder deze co-morbide stoornissen. De kinderen van deze rokers zijn extra ‘at risk’ als het gaat om het ontwikkelen van een (veelal ook ernstige) tabaksverslaving. Naast genetische predispositie en vaak al intra-uteriene blootstelling aan de schadelijke effecten van tabaksrook groeien ze op in doorrookte huizen met rokende met tabaksrookdeeltjes bedekte mensen om zich heen. Ze hoeven, in tegenstelling tot de meeste kinderen, niet te wachten tot ze op de middelbare school door hun leeftijdsgenootjes verleid worden tot het zelf gaan roken van een sigaret. Het eerste shagje wordt veelal namelijk al voor die tijd voor ze aangestoken door een familielid. Het zijn dan ook deze kinderen, die vaak al op erg jonge leeftijd zelf gaan roken en in korte tijd afhankelijk worden van tabak. Het is zelfs de vraag of er niet al tekenen van afhankelijk bij deze kinderen zijn vast te stellen voordat ze zelf hun eerste sigaret hebben opgestoken. Dat de leeftijdsgrens van verkoop van tabak verhoogd is, is een uitstekend initiatief, maar deze kinderen krijgen de shag van hun gezinsleden, die het roken vaak aanmoedigen en zelf de gevaren van deze verslaving onvoldoende realiseren. Roken is een belangrijk onderdeel van hun subcultuur. Bovendien wordt de tabak niet altijd bij de supermarkt of de tabakspeciaalzaak gekocht; illegale tabak is immers goedkoper. Verdere accijnsverhoging, het opschroeven van de leeftijdsgrens, beperking van het aantal verkooppunten van tabak en het stoppen van de illegale handel in tabak zijn belangrijke primaire preventieve maatregelen van de overheid. Of ze voldoende effect zullen hebben op de genoemde kwetsbare groep zware rokers en hun nog kwetsbaardere kinderen is, echter, de vraag. Deze mensen hebben juist bij deze verslaving de hulp van de (jeugd)GGZ en (jeugd)verslavingszorg hard nodig en die geeft meestal niet thuis als het om rookpreventie of behandeling van tabaksverslaving gaat. Hoe kan het ook anders, want de GGZ is van oudsher een doorrookte sector. Alle jeugd- en GGZ-klinieken volledig rookvrij, niet meer roken samen met je patiënt, geen gratis tabaksverstrekking uit de noodvoorraad meer. Tabaksontmoediging en een stoppen met roken behandeling in de GGZ; met wat doorzettingsvermogen en goede wil is het echt mogelijk om de gezondheid en levensduur van onze patiënten sterk te verbeteren. Dus: rookdezorguit! Daarmee helpen we onze patiënten echt!

Robert van de Graaf, aios Verslavingsgeneeskunde