Volumesuppletie bij bloedingen: wees terughoudend

Opinie
Albertus J. Kooter
Sonja Zweegman
Yvo M. Smulders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A2416
Abstract

Patiënten met een ernstige bloeding kunnen hypotensie en tekenen van verminderde orgaanperfusie vertonen. Bijna reflexmatig wordt er in deze situatie direct overgegaan tot volumesuppletie door het intraveneus toedienen van cristalloïde of colloïdale vloeistoffen. In dit artikel zetten wij vraagtekens bij dit beleid en propageren wij terughoudend te zijn met intraveneuze vulling bij bloedingen. Dit geldt met name bij inwendige bloedingen. Intraveneuze volumesuppletie om de bloeddruk te normaliseren heeft namelijk een keerzijde: ze verhoogt de bloedingsneiging en kan om die reden leiden tot meer bloedverlies en een slechtere uitkomst.

Traumatische bloeding: aanwijzingen uit het slagveld

Het gevaar van volumeresuscitatie bij traumatische bloedingen is al lang geleden geïllustreerd door observaties bij soldaten met traumatische armamputaties. De bloeding komt bij deze patiënten vaak vanzelf tot staan, maar kan na intraveneuze vloeistofsuppletie opnieuw optreden.1 De Amerikaanse fysioloog Walter B. Cannon schreef hier tijdens de Eerste Wereldoorlog het volgende over: ‘Injectie van een vloeistof…

Auteursinformatie

VU Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Interne Geneeskunde: drs. A.J. Kooter en prof.dr. Y.M. Smulders, internisten.

Afd. Hematologie: dr. S. Zweegman, internist-hematoloog.

Contact drs. A.J. Kooter (jkooter@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 20 november 2010

Transfusiebeleid bij trauma met massaal bloedverlies
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Willem
Zijlstra

In dit interessante en duidelijke artkel is de beschrijving van het ontstaan van de acidose, zoals gegeven in de Tabel, niet helemaal juist. Ongetwijfeld zal de verdunning door de vele infuusvloeistof via daling van de buffercapaciteit van de extracellulaire vloeistof de verdere ontwikkeling van de (metabole) acidose bevorderen, maar dit komt niet doordat het infuus NaCl bevat. Er worden dan namelijk evenveel sterke kationen als sterke anionen toegediend, zodat in de extracellulaire vloeistof het verschil in concentratie tussen sterke kationen en sterke anionen niet verandert en dus ook de concentratie van de bufferanionen constant blijft. De electroneutraliteit vereist immers dat de som van de concentraties van sterke anionen en bufferanionen gelijk is aan de concentratie van de kationen. Toediening van NaCl heeft geen invloed op de zuur-basebalans.
De bufferanionen (bicarbonaat, haemoglobinaat, fosfaat en albumine) worden wel de 'bufferbase' genoemd. Het baseoverschot, 'base excess', BE, is de verandering in bufferbase ten opzichte van een gekozen nulpunt. BE wordt door de meeste bloedgasautomaten gerapporteerd naast pH en pCO2. Bij een niet-respiratoire acidose is BE negatief.
Een hyperchloraemische acidose ontstaat wanneer chlorideionen worden toegediend met kationen die snel uit de extracellulaire vloeistof verdwijnen, zoals bijvoorbeeld bij toediening van NH4Cl het geval is. Dan stijgt de concentratie sterke anionen en de concentratie van de bufferanionen neemt evenveel af. De bloedgasautomaat signaleert dit als een lagere ('meer negatieve') BE.

 

Willem Zijlstra, emeritus hoogleraar RUG