Verzoek tot sectio caesarea zonder indicatie uiteindelijk inwilligen

Klinische praktijk
J.G. Nijhuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:788
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 789.

Op het verzoek om een keizersnede zonder medische indicatie kan men niet ingaan op grond van een puur wetenschappelijke discussie. Emotionele en intuïtieve aspecten spelen een grote rol. Een gesprek is daarom alleen zinvol als de vrouwenarts aan het begin kan aangeven uiteindelijk bereid te zijn tot de keizersnede. Alleen dan kan een open sfeer ontstaan waarbij argumenten voor en tegen de revue kunnen passeren, zonder dat de zwangere steeds het gevoel heeft te moeten opboksen tegen een onwillige arts. Als de vrouwenarts principieel tegen is, is onmiddellijke verwijzing naar een liberaler collega aangewezen – en die zijn er in Nederland.1

Internationaal zijn de richtlijnen helder: zonder medische indicatie gaat een keizersnede in tegen het principe ‘primum non nocere’ allereerst niet schaden. Maar wat is een ‘medische indicatie’ bij het steeds veiliger worden van de electieve keizersnede? Een keizersnede op verzoek…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Maastricht, afd. Gynaecologie, Postbus 5800, 6202 AZ Maastricht.

Contact Hr.prof.dr J.G.Nijhuis, vrouwenarts (jnij@sgyn.azm.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, april 2006,

Collega’s Nijhuis (2006:788) en Van Roosmalen (2006:789) noemen veel belangrijke aspecten die bepalend zijn voor de keuze om het verzoek tot een electieve primaire sectio caesarea wel of niet in te willigen. Daarbij is het belangrijk dat de percentages voor zo’n electieve primaire sectio de afgelopen jaren sterk gestegen zijn, mede door de publicaties over complicaties bij een stuitligging.1 Tot op heden bestaat er geen richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) over de electieve primaire sectio caesarea.

Bij beide auteurs wordt het aspect van de risico’s van de pasgeborene minder sterk belicht dan kinderartsen zouden wensen. Wel geeft Van Roosmalen aan dat de respiratoire morbiditeit kleiner is bij een sectio caesarea na een spontaan begin van de baring. Dat de zwangerschapsduur een grote invloed heeft op de respiratoire morbiditeit voor de pasgeborene werd in diverse studies, waaronder een Nederlandse, aangetoond.2 In de Nederlandse studie was bij een sectio de kans op respiratoire morbiditeit tussen 37 0/7 en 37 6/7 week 8,4% en deze kans nam af tot 1,8% bij een zwangerschap van 39 0/7 week of meer. Het advies om een verzoek tot een electieve primaire sectio caesarea bij voorkeur vanaf een zwangerschapsduur van 39 0/7 week uit te voeren kan zo veel leed bij moeder en kind voorkomen. Vaak wordt de kans op een secundaire sectio na het spontaan op gang komen van de baring echter als belangrijkste reden genoemd om de sectio vóór 39 volledige zwangerschapsweken te plannen. Ik ga hier niet in op de vraag of en wanneer een verzoek tot een electieve primaire sectio ingewilligd zou moeten worden, wel benadruk ik dat de voorlichting over deze aspecten van een electieve primaire sectio een belangrijke taak is voor de gynaecoloog en obstetricus.

R.M. van Elburg
Literatuur
  1. Rietberg CC, Elferink-Stinkens PM, Visser GH. The effect of the Term Breech Trial on medical intervention behaviour and neonatal outcome in the Netherlands: an analysis of 35,453 term breech infants. BJOG. 2005;112:205-9.

  2. Berg A van den, Elburg RM van, Geijn HP van, Fetter WP. Neonatal respiratory morbidity following elective caesarean section in term infants. A 5-year retrospective study and a review of the literature. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2001;98:9-13.

Moordrecht, mei 2006,

Angst voor pijn en controleverlies tijdens de bevalling leidt vaak tot de vraag naar een sectio, zoals Van Roosmalen constateert (2006:789). Ondanks alle gesprekken met de arts of verloskundige hebben veel zwangeren vaak grote angst voor de bevalling. Deze angst hoeft zeker niet altijd pathologisch te zijn; vaak is deze slechts eenmalig. De NHG-standaard ‘Angststoornissen’ (2004) vermeldt een hoge prevalentie van angststoornissen bij Nederlandse vrouwen in 1 jaar (circa 10-20%). Onzekerheid over een aanstaande bevalling verhoogt die kans aanzienlijk. Sommige vrouwen zijn zelfs zo bang voor een bevalling dat zij absoluut nooit zwanger willen worden.

Angststoornissen zijn in het algemeen redelijk tot goed te behandelen; wel vraagt de behandeling vaak veel tijd voor gesprekken en veel psychologische vaardigheden. Veel Nederlandse vrouwen willen graag vaginaal bevallen en zetten zich dan ook graag in voor een eigen baby en de ‘eeuwige roem’ van een vaginale bevalling. Soms heeft religie ook invloed op de beslissing. Veel buitenlanders vinden onze Nederlandse vrouwen ouderwets, omdat deze zonder verdoving willen bevallen. Of men op Nederlandse of buitenlandse wijze bevalt, heeft waarschijnlijk geen invloed op de perinatale mortaliteit. De cijfers zijn in het buitenland zeker niet veel slechter dan in Nederland. Nog onbekend is hoe dat komt; misschien speelt hier de angst voor de bevalling. Mogelijk zijn er andere factoren in het spel, zoals meer zwangerschapsecho’s. Belangrijk voor de barende is de zekerheid van goede pijnstilling, ook ’s nachts. Zekerheid, en daardoor veiligheid, is altijd heel gunstig, zowel voor de moeder als voor de baby. Misschien werkt het ook goed voor de arbeidssatisfactie van de dokter en misschien leidt het in dit gevoelige vak ook tot minder claims. Niet alle zwangeren hebben nu deze zekerheid. Het is heel normaal in de verloskunde dat een zwangere een uur heftige pijn doormaakt en dat vervolgens wordt besloten 1 of 2 uur verder af te wachten. (‘Zucht u nog maar even door!’) Iemand met een (vergelijkbare?) pijn van een niersteenkoliek proberen wij juist zo snel mogelijk te helpen. Niet ieder ziekenhuis biedt uitzicht op epidurale pijnstilling, want een aantal anesthesisten wil ’s nachts alleen komen voor een sectio, maar niet voor epidurale pijnbestrijding bij een (‘normale’) vaginale baring. Angst en paniek kunnen erg dwingend werken, dat hoort nu eenmaal bij een angststoornis. Zo kunnen die toch nog leiden tot een late (en nogal eens traumatische) secundaire sectio. Zolang zwangeren geen zekerheid hebben over goede pijnbestrijding, bijvoorbeeld door anesthesiologen, zullen er dus nog veel wenssectio’s overblijven.

G.J.J. Burgers

Leiden, juni 2006,

Angst voor pijn dient serieus genomen te worden. Het antwoord is overigens niet uitsluitend medicamenteus, maar medicatie en epidurale analgesie, zo nodig, maken daar wel deel van uit. Vaak is de garantie dat epidurale analgesie zo nodig beschikbaar is al voldoende en bij een vlot verloop van de baring niet meer nodig. Zo niet, dan dient deze vorm van analgesie 24 uur per dag beschikbaar te zijn. Dit is het standpunt van de beroepsgroep der gynaecologen. Vervolgens dient de beroepsgroep der anesthesisten ook hiervan te worden overtuigd.

J. van Roosmalen

Amsterdam, april 2006,

Collega’s Nijhuis (2006:788) en Van Roosmalen (2006:789) noemen veel belangrijke aspecten die bepalend zijn voor de keuze om het verzoek tot een electieve primaire sectio caesarea wel of niet in te willigen. Daarbij is het belangrijk dat de percentages voor zo’n electieve primaire sectio de afgelopen jaren sterk gestegen zijn, mede door de publicaties over complicaties bij een stuitligging.1 Tot op heden bestaat er geen richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) over de electieve primaire sectio caesarea.

Bij beide auteurs wordt het aspect van de risico’s van de pasgeborene minder sterk belicht dan kinderartsen zouden wensen. Wel geeft Van Roosmalen aan dat de respiratoire morbiditeit kleiner is bij een sectio caesarea na een spontaan begin van de baring. Dat de zwangerschapsduur een grote invloed heeft op de respiratoire morbiditeit voor de pasgeborene werd in diverse studies, waaronder een Nederlandse, aangetoond.2 In de Nederlandse studie was bij een sectio de kans op respiratoire morbiditeit tussen 37 0/7 en 37 6/7 week 8,4% en deze kans nam af tot 1,8% bij een zwangerschap van 39 0/7 week of meer. Het advies om een verzoek tot een electieve primaire sectio caesarea bij voorkeur vanaf een zwangerschapsduur van 39 0/7 week uit te voeren kan zo veel leed bij moeder en kind voorkomen. Vaak wordt de kans op een secundaire sectio na het spontaan op gang komen van de baring echter als belangrijkste reden genoemd om de sectio vóór 39 volledige zwangerschapsweken te plannen. Ik ga hier niet in op de vraag of en wanneer een verzoek tot een electieve primaire sectio ingewilligd zou moeten worden, wel benadruk ik dat de voorlichting over deze aspecten van een electieve primaire sectio een belangrijke taak is voor de gynaecoloog en obstetricus.

R.M. van Elburg
Literatuur
  1. Rietberg CC, Elferink-Stinkens PM, Visser GH. The effect of the Term Breech Trial on medical intervention behaviour and neonatal outcome in the Netherlands: an analysis of 35,453 term breech infants. BJOG. 2005;112:205-9.

  2. Berg A van den, Elburg RM van, Geijn HP van, Fetter WP. Neonatal respiratory morbidity following elective caesarean section in term infants. A 5-year retrospective study and a review of the literature. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 2001;98:9-13.