Verplegenden en verzorgenden; gekwalificeerd voor de toekomst

Opinie
H. Huijer Abu-Saad
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:2323-5

‘Gekwalificeerd voor de toekomst’ is de titel van een rapport over het opleidingsstelsel voor de verplegende en verzorgende beroepen.1 In de afgelopen jaren is in een aantal rapporten het probleem van het versnipperde onderwijsaanbod in de verpleging en de verzorging aan de orde gekomen.23 De nadruk werd daarbij gelegd op een betere aansluiting van de beroepsopleiding en de beroepsuitoefening en van het onderwijs en de arbeidsmarkt. Voorts mocht de kwalitatieve en kwantitatieve continuïteit van de personeelsvoorziening in de zorgsector door veranderingen in de opleiding niet in gevaar komen. Twee elementen zijn hier te onderscheiden: garanderen dat zoveel mogelijk toekomstige werknemers afkomen op de zorgsector (‘schepnetfunctie’) en zorgen dat zo min mogelijk mensen verloren gaan voor deze sector (‘vangnetfunctie’). Om dit te realiseren hebben wij een transparant, samenhangend en efficiënt opleidingsstelsel nodig voor de verplegende en verzorgende beroepen.

Met het rapport van de Commissie Kwalificatiestructuur Verpleging en Verzorging…

Auteursinformatie

Universiteit Maastricht, faculteit Gezondheidswetenschappen, vakgroep Verplegingswetenschap, Postbus 616, 6200 MD Maastricht.

Mw.prof.dr.H.Huijer Abu-Saad, verplegingswetenschapper.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

P.W.
van der Sloot

Blijham, april 1997,

Graag wil ik kort reageren op het commentaar van mw.prof.dr.Huijer Abu-Saad (1996;2323-5). Terwijl de opleiding aan verpleegkundigen zich al vele jaren aan de invloed en het gezichtsveld van de meeste artsen onttrekt, speelt die op de achtergrond een grote rol bij de beoogde samenwerking tussen beide disciplines. Veel artsen hebben gemerkt dat er nogal wat is veranderd in de verpleegkundige aanpak, in zowel organisatorisch als kennisinhoudelijk opzicht. Daarom is het nuttig geïnformeerd te worden over het nieuwe opleidingsstelsel, dat ‘breed’ opgeleide functionarissen zal leveren. Artsen moeten immers in het kader van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) bekend zijn met de specifieke bekwaamheid en bevoegdheid van iedere verpleegkundige, aan wie zij een voorbehouden handeling opdragen.1

De vraag is: zullen kennis en vaardigheden van de nieuwe verpleegkundigen zijn afgestemd op complexe zorgsituaties zoals die op klinische basisafdelingen voorkomen? Niet-complexe zorg wordt immers voornamelijk ambulant verleend. Is het vooropleidingsniveau van de toekomstige MBO-verpleegkundige hoog genoeg om een kwalificatieniveau 4 te kunnen bereiken, dat de opvolger beoogt te zijn van de huidige A-opleiding? Of zal er een hiaat ontstaan tussen niveau 4 en 5, dat onaanvaardbaar is met het oog op de concrete zorgverlening van het jaar 2000? Nu al zijn er hiaten in de A-opleiding die zich wreken in de praktijk.2 Zijn die hiaten gesignaleerd en worden ze verholpen in het nieuwe stelsel? Deze vragen worden in het commentaar van Huijer Abu-Saad niet beantwoord.

Het is aan te bevelen dat artsen zich oriënteren over de huidige en toekomstige hiaten in de verpleegkundige opleiding en zich bezinnen op de noodzaak van een eigen inhoudelijke bijdrage aan die opleiding in de vorm van klinische lessen.

P.W. van der Sloot
Literatuur
  1. Feijter C de. AZR legt praktijk van voorbehouden handelingen vast. TVZ 1997;107:98-101.

  2. Rapport positie en kwaliteitszorg verpleging in beeld. Haarlem: Inspectie gezondheidszorg Noord-Holland, 1995.