Vergelijking van de bloeddrukmeting tijdens het spreekuur en door patiënten zelf

Onderzoek
G.A. van Montfrans
J.M. Karemaker
W. Wieling
A.J. Dunning
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1058-63
Abstract

Samenvatting

Bij 44 patiënten met onbehandelde lichte tot matige hypertensie werden bloeddrukmeting tijdens het spreekuur en zelf gemeten bloeddruk thuis vergeleken met continue ambulante intra-arteriële bloeddrukregistratie onder gestandaardiseerde omstandigheden buiten het ziekenhuis. De spreekuurbloeddruk bleek een slechte indicator van de intra-arteriële bloeddruk en was bij de helft van de patiënten zowel systolisch als diastolisch aanzienlijk hoger. Bij 29 patiënten was de zelf gemeten systolische en bij 23 patiënten de diastolische druk lager dan de spreekuurbloeddruk. Bij deze patiënten kwam de zelf gemeten bloeddruk beter overeen met de intra-arteriële druk dan de spreekuurmeting. Wanneer de zelf gemeten bloeddruk hoger was dan op het spreekuur, kwam de spreekuurbloeddruk, vooral diastolisch, het best overeen met de intra-arteriële druk. De laagste indirect gemeten bloeddruk- of die nu thuis of op het spreekuur werd gemeten – was dus gewoonlijk het meest representatief voor de ‘echte’ bloeddruk. Hoewel geen van de twee indirecte methoden de intra-arteriële druk precies schatte, zijn wij van mening dat zelfmeting van de bloeddruk beschouwd moet worden als een belangrijk hulpmiddel bij de diagnostiek en behandeling van hypertensie.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Afd. Cardiologie: dr.G.A.van Montfrans, internist, en prof.dr. A.J.Dunning, cardioloog.

Fysiologisch Laboratorium: dr.J.M.Karemaker, fysioloog.

Afd. Interne Geneeskunde: dr.W.Wieling, internist.

Contact dr.G.A.van Montfrans

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam,

Met veel interesse hebben wij het onderzoek gelezen waarin op het spreekuur gemeten bloeddruk werd vergeleken met thuis door patiënt zelf gemeten bloeddruk en met intra-arterieel gemeten bloeddruk (1986;1058-63). Wij onderkennen echter een probleem dat niet aan de orde kwam. Veel artsen hanteren een bloeddruk van 160/90 mmHg als grenswaarde (bijv. bij een patiënt van 50 jaar) voor wel of niet behandelen, omdat statistieken van levensverzekeringsmaatschappijen aantonen dat mensen met hoge bloeddruk een grotere kans hebben een hart-vaatziekte te krijgen. Deze statistieken zijn gebaseerd op bloeddrukmetingen die tijdens het spreekuur zijn verkregen! De gouden standaard waaraan hier geijkt wordt, is dus de bloedrukmeting op het spreekuur. Wat nu te doen met de patiënt bij wie op het spreekuur waarden tussen 150/100 mmHg en 170/105 mmHg worden gemeten, maar die thuis zelf gewoonlijk ca. 140/90 mmHg vindt?

R. Vergroesen
R.J. Vergroesen
G.A.
van Montfrans

Amsterdam, september 1986,

Ons referentiekader ten aanzien van lage en hoge bloeddruk is gebaseerd op een zeer groot aantal metingen, vaak op verschillende wijzen verkregen tijdens uiteenlopende situaties, en zeker niet alleen bij spreekuur-controles. Tegen deze achtergrond lijkt het redelijk, hetgeen al sinds jaar en dag gebeurt, de gebruikelijke grenswaarden ook te hanteren voor de zelfgemeten bloeddruk thuis. Anders zou de zaak liggen wanneer de bloeddruk thuis systematisch lager zou zijn dan op het spreekuur; dit is niet het geval. Wanneer een patiënt thuis bij zelfmeting 140/90 mmHg meet, terwijl de bloeddruk op het spreekuur aanzienlijk hoger is, dan kan het beleid op de zelfmeting gericht worden. Dat is geen revolutionaire aanbeveling; elk rapport of handboek over de behandeling van hypertensie bevat tenminste een zinsnede van dergelijke aard. Ons onderzoek geeft echter meer steun aan de stelling dat zelfmeting een belangrijk hulpmiddel is bij de diagnostiek en behandeling van hypertensie; ook inzicht en therapietrouw kunnen door periodiek zelfmeten vergroot worden.1

G.A. van Montfrans
Literatuur
  1. Editorial. Who should measure the blood-pressure? Lancet 1979; i: 137-8.