De penningencollectie van het NTvG

Van kliniek naar laboratorium

Perspectief
Berend G.N. Mul
Timo C. Bolt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D3309
Abstract
Download PDF

 

Het NTvG presenteert op basis van onder meer onderstaand artikel een online tentoonstelling over de penningencollectie. Bron vormt daarbij de penningencollectie van de vereniging NTvG.  

 

bekijk expositie

 

Toets voor nascholing (verlopen)

Aan dit leerartikel was een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kon verdienen.

Bekijk de toets

Samenvatting

Het redactiekantoor van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde herbergt een bijzondere en omvangrijke historische collectie aan penningen. In het najaar van 2018 presenteert het NTvG een online tentoonstelling waarin een uitgebreide selectie uit deze collectie wordt beschreven en voorzien van historische achtergronden. Dit artikel geeft een voorschot op deze web-tentoonstelling. Met enkele penningen uit de collectie wordt een schets gegeven van de ontwikkeling van de moderne medische wetenschap in de negentiende eeuw, waarin eerst de klinische geneeskunde en vervolgens de laboratoriumgeneeskunde gestalte kreeg. In de penningencollectie vinden we een weerspiegeling van deze ontwikkeling in de figuur van de belangrijkste Nederlandse representanten van deze twee richtingen in de medische wetenschap van de negentiende eeuw, Schroeder van der Kolk (1797-1862) en Franciscus Cornelis Donders (1818-1889).

artikel

De medische professie kent een eeuwenlange traditie om penningen uit te reiken ter erkenning van uitzonderlijke wetenschappelijke of maatschappelijke verdiensten en ter herinnering aan bijzondere gebeurtenissen.1 Het redactiekantoor van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde herbergt een bijzondere en omvangrijke historische collectie aan penningen. De verzameling omvat ruim zevenhonderd medailles uit verschillende landen en overspant meer dan drie eeuwen medische geschiedenis. In het najaar van 2018 presenteert het NTvG een online tentoonstelling waarin een uitgebreide selectie uit deze collectie wordt beschreven en voorzien van historische achtergronden.

NTvG Eremetaal
Eremetaal
Eremetaal

In de web-expo 'Medisch Eremetaal' worden verschillende thema's belicht aan de hand van penningen uit de NTvG collectie. Bezoek eremetaal.ntvg.nl en krijg een inkijk in de medisch geschiedenis en de veranderende rol van het beroep als arts.

In dit artikel geven wij een voorschot op deze web-tentoonstelling door één thema te illustreren: het ontstaan van de moderne biomedische wetenschap in Nederland.

Stukjes gestold verleden

Het uitgangspunt van de web-tentoonstelling is dat de penningencollectie van het NTvG de geschiedenis van de geneeskunde reflecteert. Daarmee wordt bedoeld dat verschillende wetenschappelijke en maatschappelijke factoren in de ontwikkeling van de geneeskunde zijn te herkennen in de collectie.2 De penningen werden ontworpen en uitgegeven met een bepaalde functie of om een boodschap te verkondigen. De meeste penningen zijn vervaardigd uit brons en in enkele gevallen uit zilver of goud, wat het ‘gewicht’ moest accenturen van de personen, prestaties of gebeurtenissen die ermee werden geëerd of herdacht. Daarnaast zijn er vrijwel altijd een tekst en figuur of afbeelding op aangebracht.

Zowel aan de oorspronkelijke uitgave van de penningen als aan de collectievorming door het tijdschrift lagen verschillende selectiemechanismen ten grondslag die op bewuste en onbewuste keuzes en op toeval berustten. De penningen werden door specifieke individuen of organisaties uitgegeven met bepaalde politieke of sociale doelen, waarbij zij een opvatting over de geneeskunde en medische wetenschap uitdroegen. De penningen en hun boodschap hadden ook steeds een beoogd publiek. Een eerder artikel in het NTvG gaat uitgebreider in op deze kwesties en beschrijft het collectiebeleid van het tijdschrift (zie info).2 Daarom hebben wij er in dit artikel voor gekozen om ons te concentreren op een andere kerntaak van de historicus: het creëren van een verhaal. Door aan de hand van de penningen verbanden te leggen tussen personen en gebeurtenissen uit het verleden, wordt het mogelijk om een samenhangend historisch narratief te creëren dat bijdraagt aan een beter begrip van het verleden.

Wetenschapsstijlen

Hier illustreren wij dit door met enkele penningen uit de collectie een schets te geven van de ontwikkeling van de moderne biomedische wetenschap in de negentiende eeuw, waarin eerst de klinische geneeskunde en vervolgens de laboratoriumgeneeskunde gestalte kreeg. De kliniek en het laboratorium staan hier niet voor de concrete setting waarin de biomedische wetenschap werd bedreven, of voor individuele ‘clinici’ en ‘laboranten’, maar voor ideaaltypische wetenschapsstijlen die de Engelse wetenschapshistoricus John Pickstone ‘ways of knowing’ heeft genoemd.3 De opkomst van de ‘laboratoriumgeneeskunde’ halverwege de negentiende eeuw betekent binnen dit conceptuele raamwerk niet dat de kliniek er niet meer toe deed, maar wel dat zich een belangrijke verschuiving voltrok in de overheersende wetenschapsopvatting onder artsen. Dergelijke veranderingen waren nooit vanzelfsprekend, maar aan strijd en debat onderhevig.

De uitgifte van penningen was in deze context geen neutrale aangelegenheid, maar een (al dan niet doelbewuste) positionering in het debat of zelfs bijdrage aan de strijd. In de penningencollectie van het NTvG vinden we dan ook een weerspiegeling van de ontwikkeling van kliniek naar laboratorium. Wij laten dat zien aan de hand van de belangrijkste Nederlandse representanten van deze twee richtingen in de medische wetenschap van de negentiende eeuw: Jacobus Schroeder van der Kolk (1797-1862) en Franciscus Cornelis Donders (1818-1889).

De geneeskunde is tot op zekere hoogte al sinds Hippocrates wetenschappelijk. De opvattingen over ‘wetenschap’ – en de bijbehorende praktijken – zijn in verschillende periodes echter sterk veranderd. Historici zijn het er over eens dat de Westerse geneeskunde in de negentiende eeuw zich steeds meer op een bepaald soort wetenschap ging oriënteren, namelijk de moderne natuurwetenschap.4

Tijdens de Franse Revolutie (1789-1799) verloren de geestelijke leiders in de grote hospitalen van Parijs hun positie en kregen artsen het er voor het zeggen. Geïnspireerd door de wetenschapsidealen van de Verlichting verhieven zij in de zogenaamde Parijse klinische scholen klinische ervaring en lichamelijk onderzoek boven boekenkennis en traditionele theorieën over ziekte en gezondheid. Voor het eerst werden op grote schaal symptomen en ziekteverloop nauwkeurig geregistreerd en door middel van autopsies gekoppeld aan inwendige afwijkingen. Daarmee hoopten artsen nieuwe inzichten te verwerven in de aard en oorzaak van ziekten. Zo werden rond 1800 de fundamenten gelegd voor een klinische wetenschap en voor de pathologische anatomie. Parijs bleef een halve eeuw het centrum van de internationale medische wetenschap.5

Rond het midden van de negentiende eeuw verschoof het zwaartepunt van de medische wetenschap zich van de pathologische anatomie naar de pathofysiologie, van de kliniek naar het laboratorium en van Frankrijk naar de Duitstalige landen. Daar lag het brandpunt van een nieuwe natuurwetenschappelijke benadering van de geneeskunde die gestoeld was op de fysische en chemische fysiologie. Volgens aanhangers van deze natuurwetenschappelijke wending in de geneeskunde moest observatie aangevuld worden met hypothesevorming en experimenten om tot ware wetenschappelijke kennis te komen. Deze nieuwe wetenschapsopvatting hing op haar beurt samen met nieuwe ideeën over ziekten als verstoorde levensprocessen in plaats van lokale afwijkingen.6

Jacobus Schroeder van der Kolk (1797-1862)

De ontwikkelingen in Parijs in de eerste decennia van de negentiende eeuw drongen in Nederland maar geleidelijk door. In de geschiedschrijving heeft dan ook lang het beeld bestaan dat het onderwijs en de wetenschap in deze periode overheerst werden door een behoudende academische cultuur. Historici hebben deze voorstelling recent gerelativeerd. Zij wijzen er op dat de middelmatige staat van de universitaire geneeskunde in Nederland niet zozeer het product was van een heersende lamlendige jansaliegeest als wel van constante bezuinigingen en een grote onderwijslast van hoogleraren. Bovendien behelsde het medische onderwijs wel degelijk meer dan het reciteren van klassieke teksten en feitenkennis.7,8

Jacobus Schroeder van der Kolk wist als een van de weinige Nederlandse medici van zijn generatie internationale bekendheid te verwerven als wetenschapper (figuur1). Vrijwel direct na zijn studie in Groningen werd Schroeder in 1821 aangesteld als inwonend arts in het Buitengasthuis te Amsterdam, waar hij uitgebreid ervaring kon opdoen in de pathologische anatomie. Zes jaar later volgde zijn benoeming tot hoogleraar anatomie en fysiologie in Utrecht. In zijn oratie prees Schroeder de nieuwe pathologische anatomie als pijler van de klinische geneeskunde en in 1830 introduceerde hij dit vak voor het eerst in Nederland. Ook uit overleveringen van zijn studenten blijkt dat Schroeders onderwijsactiviteiten vernieuwend waren. Hij liet zijn studenten dagelijks zelf autopsies uitvoeren, en hij beschreef tijdens zijn colleges de nieuwste fysiologische experimenten uit het buitenland. Ook moedigde Schroeder zijn studenten al aan om zich zo goed mogelijk te bekwamen in de natuurwetenschappen en een zelfstandige, kritische geest te ontwikkelen.7,8

Figuur 1
400 jaar Krankzinnigengesticht
Slagpenning van brons, uitgegeven in 1861
Figuur 1 | 400 jaar Krankzinnigengesticht | Slagpenning van brons, uitgegeven in 1861
(a) Voorzijde: Ter herinnering aan het vierhonderdjarig bestaan van het krankzinnigengesticht te Utrecht 31 januarij 1861. (b) Achterzijde: namen van de regenten en de geneesheer-directeur. Jacobus Schroeder van der Kolk (1797-1862) wordt tegenwoordig vooral herinnerd als belangrijke grondlegger van de moderne psychiatrie in Nederland. Van 1827 tot 1862 was hij regent van het Krankzinnigengesticht. Tegenwoordig is dit onderdeel van de GGZ-instelling Altrecht.

Schroeder wordt vooral herinnerd als hervormer van de Nederlandse psychiatrie, maar tijdens zijn leven dankte hij zijn nationale en internationale reputatie evengoed aan zijn wetenschappelijk onderzoek. Zijn pathologisch anatomische publicaties werden bijzonder gewaardeerd om hun kwaliteit, originaliteit en systematische aanpak. Vooral zijn studie naar epilepsie en het verlengde ruggenmerg uit 1858 wordt herinnerd als een klassiek werk binnen de neurologie. Naast zijn wetenschappelijke publicaties schreef Schroeder ook een reeks populaire werken waarin hij een hele andere kant van zichzelf toonde. Als diepgelovig man koesterde hij namelijk zijn vitalistische en teleologische opvattingen: respectievelijk het geloof in ‘levenskrachten’, en de doelmatigheid van de bouw en functie van alle organen en orgaanstelsels.7

Franciscus Cornelis Donders (1818-1889)

In de jaren 40 van de 19e eeuw werd in Utrecht en Amsterdam een nieuwe generatie hoogleraren benoemd die in navolging van haar Duitse voorbeelden van de geneeskunde een volwaardige natuurwetenschap wilde maken. Daarmee doelden deze jonge wetenschappers in het bijzonder op het belang van de experimentele pathofysiologie, en verwierpen zij categorisch vitalistische en teleologische verklaringen binnen de wetenschap. Het bekendste lid van deze ‘Generatie 1840’ was Franciscus Cornelis Donders (figuur 2).

Figuur 2
Studenten eren hun hoogleraar Franciscus Cornelis Donders (1818-1889)
Slagpenning van brons, uitgegeven in 1872 door Utrechtse studenten
Figuur 2 | Studenten eren hun hoogleraar Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) | Slagpenning van brons, uitgegeven in 1872 door Utrechtse studenten
(a) Voorzijde: kop in profiel van links. Onder nek: S. de Vries. (b) Achterzijde: Praeceptori carrissimo socii senat veteran et non pavci corp.stvdios vltraiegt adscripti D.XV.M.Octob an M.D.CCC.LXXII. Donders werd pas in 1862 benoemd tot hoogleraar Fysiologie in Utrecht. Daarvoor was hij sinds 1847 aangesteld als buitengewoon hoogleraar.

Donders studeerde militaire geneeskunde in Utrecht waarna hij enige jaren werkte als officier van gezondheid. In 1847 volgde een benoeming tot buitengewoon hoogleraar in Utrecht. Pas na het overlijden van Schroeder in 1862 zou hij aangesteld worden als gewoon hoogleraar in de fysiologie. In zijn studententijd had Donders tijdens Schroeders colleges een grote interesse voor de fysiologie ontwikkeld. Om zich uit respect voor zijn collega en voormalige leermeester echter niet op diens werkterrein te begeven legde Donders zich geleidelijk toe op de oftalmologie. Het natuurkundige karakter van de optica sloot goed aan bij Donders’ interesse en bovendien waren er nog geen oogklinieken in Nederland, terwijl daar grote vraag naar was.

Het omslagmoment kwam in 1851. In dat jaar begon Donders een levenslange samenwerking met de vooraanstaande Duitse oftalmoloog Albrecht von Graefe. Tegelijk ontwikkelde de Duitse natuurkundige Hermann von Helmholtz (1821-1894) de eerste oogspiegel waarmee artsen het netvlies konden inspecteren (figuur 3). Donders zag onmiddellijk de potentie in van Helmholtz’ oftalmoscoop en als eerste arts in Nederland begon hij met de toepassing ervan in zijn praktijk. De vraag naar oogheelkundige zorg bleek zo groot dat er in 1858 genoeg geld was ingezameld om een nationaal Ooglijdersgasthuis in Utrecht te stichten.8,9

Figuur 3
Hermann von Helmholtz (1821-1894)
Slagpenning van brons, uitgegeven in 1907 door het Zevende Internationale Physiologencongres te Heidelberg, Duitsland
Figuur 3 | Hermann von Helmholtz (1821-1894) | Slagpenning van brons, uitgegeven in 1907 door het Zevende Internationale Physiologencongres te Heidelberg, Duitsland
(a) Voorzijde: kop en schouders in profiel van rechts met omschrift: Hermann von Helmholtz Heidelberg MDCCCLVIII.MDCCCLXXI. Li van nek monogram R.M. (b) Achterzijde: Den Teilnemern am 7 internat. Physiologenkongress zu Heidelberg gewidmet von Grossherzog Friedrich von Badeb 1907. Hermann von Helmholtz (1821-1894) was een Duitse arts en natuurkundige die onder andere belangrijke bijdragen leverde aan de optica. In 1851 ontwikkelde hij de oftalmoscoop, waarmee voor het eerst het netvlies van patiënten onderzocht kon worden.

De therapieën en het onderwijs en onderzoek in de oogkliniek oogstten in korte tijd internationale faam, en Donders werd tijdens en na zijn leven geroemd als een geniaal clinicus en wetenschapper. Volgens tijdgenoten en latere geschiedschrijvers slaagde Donders er namelijk als een van de eerste medici in om natuurwetenschappelijke kennis te vertalen naar succesvolle behandelingen. Was dit inderdaad het geval? Recentere historici hebben betoogd dat Donders niet zozeer nieuwe behandelingen ontwikkelde op basis van wetenschappelijke kennis, maar bestaande behandelingen veelal verbeterde en een natuurwetenschappelijke onderbouwing gaf. Met zijn onderzoek bracht Donders systematiek aan in de wirwar aan kennis over oogafwijkingen en kon hij bepaalde afwijkingen niet alleen verhelpen maar op basis van pathofysiologische kennis en natuurkundige inzichten in lichtbreking ook verklaren. Eigenlijk verwetenschappelijkte Donders een eeuwenoude diagnostiek en ‘therapie’: het aanmeten van brillenlenzen. Het ambachtelijke werk van opticiens en lenzenslijpers werd daarmee onder de taakomschrijving van de academisch geschoolde medicus geschaard.

Dankzij Donders’ systematische aanpak, zijn beschikking over geavanceerde instrumenten en toegang tot de nieuwste internationale wetenschappelijke werden diagnostiek en therapie wel degelijk verbeterd en uitgebreid. Maar bovenal sterkte Donders’ werk tijdgenoten in hun overtuiging dat de natuurwetenschappelijke benadering uiteindelijk tot een effectievere geneeskunde zou leiden.10

 

De Noëmatachograaf van F.C. Donders
Noëmatachograaf
Noëmatachograaf

 F.C. Donders ontwikkelde in 1865 de Noëmatachograaf. Dit apparaat was feitelijk een van de eerste wetenschappelijke instrumenten die de reactiesnelheid van het menselijke brein kon meten. De Noëmatachograaf werkte als een omgekeerde platenspeler: het geluid dat er aan de ene kant inging werd aan de andere kant geregistreerd op een draaiende papierrol. Een proefpersoon bootste bijvoorbeeld een klank na van een ander persoon, met verschil in moeilijkheidsgraad. Het apparaat registreert de tijd die de tweede persoon erover doet de nabootsing te produceren. Daarmee leverde het apparaat het bewijs voor het bestaan van mentale verwerkingstijden.

Besluit

Hoewel Schroeder en Donders beiden belangrijke bijdragen hebben geleverd aan hun vakgebieden, vormen de ontwikkelingen die in dit artikel zijn beschreven slechts enkele raderen in de geschiedenis van de geneeskunde in Nederland. Aan de hand van de penningencollectie zouden ook andere verhalen verteld kunnen worden: de beroemde historicus Pieter Geyl kenmerkte de geschiedenis wel als een discussie zonder eind. Deze constatering brengt ons tegelijk tot een belangrijke eigenschap van de penningencollectie van het NTvG: de collectie biedt geen volledige of objectieve reflectie van de medische geschiedenis. In het drietal penningen in dit artikel is te zien hoe de medische professie zichzelf als het ware vierde door haar eigen helden te herdenken. Door hen als voorbeelden te eren, presenteerde zij tegelijk een blauwdruk voor de toekomst van de geneeskunde. In een volgend artikel zal de sprong van Donders naar de twintigste eeuw worden gemaakt.

Literatuur
  1. Van Lieburg MJ. De tijd op schrift. Een selectie van bronteksten uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Rotterdam: Erasmus Publishing; 2007. p. 92-5.

  2. Van der Heide J. Over de penningenverzameling van het Tijdschrift. Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136(51):2547-2549 Medline.

  3. Pickstone JV. Ways of knowing: a new history of science, technology and medicine. Chicago: University of Chicago Press; 2001.

  4. Bynum WF. The rise of science in medicine, 1850-1913. In: Bynum W.F. et al (red). The Western medical tradition 1800 to 2000. Cambridge: Cambridge University Press; 2006. p. 111-245.

  5. Porter R. The greatest benefit to mankind. A medical history of humanity from antiquity to the present. Paperback ed. Londen: Fontana Press; 1999. p. 306-20.

  6. Widdershoven-Heerding I. Geneeskunde als wetenschap. Wetenschapsidealen in de Nederlandse geneeskunde van 1840 tot 1970 [proefschrift Universiteit Maastricht]. Maastricht: Datawyse; 2000. p. 25-7 en 37-42.

  7. Vijselaar J, Bolt TJLC. Schroeder van der Kolk en het ontstaan van de psychiatrie in Nederland. Amsterdam: Boom; 2012. p. 162-9.

  8. Klijn A. Verlangen naar verbetering. 375 jaar academische geneeskunde in Utrecht. Amsterdam: Boom; 2010. p. 54-9, 69-73 en 81-3.

  9. Fischer FP, ten Doesschate G. Franciscus Cornelis Donders : uitgegeven ter gelegenheid van het eeuwfeest op 6 november 1958 van het Nederlandsch Gasthuis voor Behoeftige en Minvermogende Ooglijders, gevestigd te Utrecht. Assen: Van Gorcum; 1958. p. 97-124.

  10. Theunissen B. Turning refracting into a science: F.C. Donders’ ‘scientific reform’ of lens prescription. Studies in History and Philosophy of Science Part c: studies in History and Philosophy of Biological and Medical Sciences. 2000;31:557-78.

Auteursinformatie

Erasmus MC, afd. Medische Geschiedenis, Rotterdam. B.G.N. Mul, BA en dr. T.C. Bolt, historici.

Contact B. Mul (berendmul@gmail.com)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning : de auteurs kregen subsidie van het NTvG om voorbereidend historisch onderzoek te doen voor de online tentoonstelling over de penningencollectie van het NTvG. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Berend G.N. Mul ICMJE-formulier
Timo C. Bolt ICMJE-formulier
Einthovens elektrocardiograaf
Informatiekader
Uitlegkader
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Medische geschiedenis
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties