Traumatisch ruggenmergletsel en cardiovasculaire complicaties door neurogene shock: een mogelijke bedreiging voor het functionele herstel

Klinische praktijk
H. van de Meent
P.E. Vos
H.W.B. Schreuder
J.G. van der Hoeven
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1103-6
Abstract

Samenvatting

Bij 3 mannen, 18, 18 en 24 jaar, ontstonden hypotensie en bradycardie na een acuut traumatisch letsel van het cervicale of thoracale ruggenmerg. Na behandeling op op een intensivecare(IC)-afdeling en 1-12 maanden revalidatie hadden zij nog aanzienlijke neurologische stoornissen. Hypotensie en bradycardie zijn eerder regel dan uitzondering bij patiënten met acuut traumatisch letsel van het cervicale of thoracale ruggenmerg. Het attent zijn op cardiovasculaire complicaties als mogelijke bedreiging voor functioneel herstel en voldoende inzicht in de neurologische oorzaak van hypotensie en bradycardie behoren kernthema's te zijn in de acute behandeling van deze patiënten. Het lijkt verstandig om patiënten met ruggenmergletsel op te nemen op een ‘medium care’- of IC-afdeling om hen volgens protocol en in een gespecialiseerd team adequaat te kunnen monitoren en behandelen.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Revalidatie: hr.dr.H.van de Meent, revalidatiearts.

Afd. Neurologie: hr.dr.P.E.Vos, neuroloog.

Afd. Orthopedische Chirurgie: hr.dr.H.W.B.Schreuder, orthopedisch chirurg.

Afd. Inwendige Geneeskunde: hr.prof.dr.J.G.van der Hoeven, internist-intensivist.

Contact hr.dr.H.van de Meent (h.vandemeent@reval.umcn.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, juni 2004,

Collegae Van de Meent et al. wijzen terecht op het gevaar van hypotensie en bradycardie bij een traumapatiënt als mogelijke bedreiging voor functioneel herstel (2004:1103-6). Heel verhelderend is ook de uiteenzetting van het achterliggend pathofysiologisch mechanisme en de problemen die bij de behandeling kunnen ontstaan.

Echter, het advies in de laatste alinea om, ‘analoog aan de Amerikaanse en Canadese situatie, ook in Nederland over te gaan tot [. . .] het behandelen van cervicale en thoracale traumatische ruggenmergletsels op gespecialiseerde afdelingen’, doet mijns inziens afbreuk aan de wijze waarop de opvang van (multi)traumapatiënten in ons land is geregeld.

In 1999 zijn door minister Borst 10 traumacentra aangewezen (Amsterdam, Enschede, Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Zwolle), waarvan 4 met een helicopterfunctie (VU Medisch Centrum, Amsterdam, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam, het Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen, en het Academisch Ziekenhuis Groningen). Met deze aanwijzing van traumacentra is een landelijk dekkend traumazorgnetwerk gewaarborgd. Alle 10 traumacentra zijn bovendien gekoppeld aan een hoofdcentrum voor neurochirurgie. Hiermee is dus eigenlijk de door de auteurs als ideaal voorgestelde situatie in Nederland al aanwezig, juist in tegenstelling tot een land als de VS, waar het lot van een traumapatiënt helemaal afhangt van de plaats waar het ongeval plaatsvindt.

Ik kan mij ook niet voorstellen dat een patiënt met traumatisch ruggenmergletsel in Nederland niet ook gezien wordt door een neurochirurg. Aangezien iedere neurochirurg in Nederland verbonden is aan een hoofdcentrum voor neurochirurgie, zijn optimale opvang en behandeling dus gewaarborgd.

W.P. Vandertop

Nijmegen, juni 2004,

Collega Vandertop heeft gelijk met zijn opmerking dat de traumazorg in Nederland goed is geregeld met een netwerk van traumacentra. Een misvatting is echter dat een traumacentrum impliceert dat de behandeling van patiënten met een traumatisch ruggenmergletsel daar plaatsvindt op gespecialiseerde multidisciplinaire eenheden volgens goed doordachte protocollen. Dergelijke gespecialiseerde afdelingen zouden feitelijk moeten worden georganiseerd als onderdeel van elk traumacentrum. Zover is het nog niet in Nederland.

De VS en Canada mogen dan weliswaar geen volledig geografisch dekkend net van dergelijke ‘acute spinal cord injury units’ (ASCIU) hebben, de ASCIU's die er zijn, hebben een aantoonbaar gunstig effect op morbiditeit en sterfte.1 Deze voordelen en het door ons geschetste huidige beleid van versnipperde aandacht van betrokken specialisten zijn de argumenten om de thans goed georganiseerde traumazorg in Nederland te completeren met gespecialiseerde eenheden voor patiënten met een traumatisch ruggenmergletsel.

H. van de Meent
P.E. Vos
Literatuur
  1. Tator CH, Duncan EG, Edmonds VE, Lapczak LI, Andrews DF. Neurological recovery, mortality and length of stay after acute spinal cord injury associated with changes in management. Paraplegia 1995;33:254-62.