Toxiciteit van dioxinen voor de mens

Opinie
J. Meulenbelt
I. de Vries
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:168-71
Abstract

De recente berichtgeving over vergiftiging van de Oekraïense presidentskandidaat Joesjtsjenko met het dioxine 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine (TCDD) doet de vraag rijzen hoe gevaarlijk een dioxinevergiftiging voor de mens is. Dioxine staat immers als zeer giftig te boek. Ondanks tientallen jaren van onderzoek is het echter niet eenvoudig om bovenstaande vraag te beantwoorden. In dit artikel geven wij een beknopt overzicht over dioxinen, de blootstelling en de gevolgen hiervan voor de mens.

De term dioxine staat feitelijk voor een grote groep verbindingen met een nauw aan elkaar verwante chemische basisstructuur. Deze verbindingen worden aangeduid als polychloordibenzo-para-dioxinen (PCDD’s) en polychloordibenzofuranen (PCDF’s). De basisstructuur van PCDD’s en PCDF’s bestaat uit twee benzeenringen, met elkaar verbonden door respectievelijk twee of één zuurstofatomen. De waterstofatomen van de benzeenringen kunnen vervangen zijn door chlooratomen; hierdoor kunnen er 75 verschillende PCDD’s en 135 PCDF’s worden onderscheiden, ook wel congeneren genoemd.1 De toxiciteit hangt af van het aantal en…

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Hr.dr.J.Meulenbelt, internist-intensivist-toxicoloog; mw.I.de Vries, internist-toxicoloog.

Contact hr.dr.J.Meulenbelt (j.meulenbelt@rivm.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Duivendrecht, januari 2005,

Met interesse en verbazing heb ik het artikel van de collegae Meulenbelt en De Vries over toxiciteit van dioxinen voor de mens gelezen (2005:168-71). Het artikel belooft een uiteenzetting van acute toxiciteit van dioxinen in een hoge dosis bij de mens, zoals bij de president van de Oekraïne, Joesjtsjenko. Ik hoopte dan ook op een bespreking hierover. Echter, het artikel geeft een algemeen overzicht en wat Joesjtsjenko eventueel te wachten staat, wordt niet besproken. Toch zijn daar wel gegevens over.

In de eerste plaats zou een bespreking van de twee secretaressen die in 1997 in Oostenrijk vergiftigd werden met dioxinen op zijn plaats zijn geweest.1 Evenmin wordt melding gemaakt van twee Russische artikelen waarin de latere gevolgen van hoge dioxinenbelasting beschreven worden, te weten in de plaatsen Chapaevsk en Bashkortostan.2 3

Die gevolgen liegen er niet om. Naast chlooracne en melanoderma gaat het om meer hypertensie en stollingsstoornissen, kortere levensduur en het op een eerder tijdstip (8 jaar) krijgen van kanker. Tevens werden gezien: een verlaagd aantal witte bloedlichaampjes, een effect op de cellulaire immuniteit en een verhoogde circulatie van immuuncomplexen en auto-antistoffen tegen verschillende weefsels; meer longkanker bij de mannen en meer borstkanker bij de vrouwen; meer reproductiestoornissen, te weten meer miskramen, prematuriteit en congenitale afwijkingen en een veranderde sekseratio van het nageslacht (meer dochters bij mannen met een hoge concentratie dioxinen in het bloed), zoals trouwens ook beschreven na het Seveso-incident. Kortom, het gaat om meer dan alleen chlooracne.

Dan zou ik graag nog drie opmerkingen maken over de inhoud.

- Dat de EU een grens hanteert tot 7 pg toxische equivalenten (TEQ)/kg lichaamsgewicht/week is achterhaald. Op 31 mei 2001 is deze grens verhoogd tot 14 pg TEQ/kg/-week.

- Oneens ben ik het met de uitspraak dat de blootstelling aan dioxinen voor de geboorte via de placenta minder relevant zou zijn voor het kind dan na de geboorte. Het omgekeerde is waar. De foetus is het kwetsbaarst. Dit blijkt uit veel onderzoek en wordt onder meer door Boersma en Lanting goed beargumenteerd.4

- De laatste bewering van het artikel, ‘Bij het lage blootstellingsniveau, zoals dat onder normale omstandigheden via de voeding of moedermelk plaatsvindt, zijn geen gezondheidseffecten te verwachten’, berust niet op gegevens te vinden in het artikel en lijkt in tegenspraak met de resultaten van goed Nederlands onderzoek. Zowel in onderzoek van Amsterdam als in dat van Rotterdam en Groningen zijn afwijkingen gevonden, rond de geboorte en ook bij naonderzoek, met name wat betreft de schildklierstatus, de psychologische en neurologische ontwikkeling, de gevolgen voor immunologische en hematologische waarden en de longfunctie. Mij zijn daarover tenminste 14 referenties bekend.

Tenslotte, waarom niet aan K.Olie de eer gegeven die hem toekomt? Hij is degene die als eerste in de wereld dioxinen in vliegas van vuilverbrandingen aantoonde.5 Aan B.Brouwer komt de eer toe dat hij de diagnose in het bloed stelde bij Joesjtsjenko.

J.G. Koppe
Literatuur
  1. Geusau A, Abraham K, Geissler K, Sator MO, Stingl G, Tschachler E. Severe 2,3,7,8-tetrachlorodibenzo-p-dioxin (TCDD) intoxication: clinical and laboratory effects. Environ Health Perspect 2001;109:865-9.

  2. Karamova L, Basharova G, Pyanova F. Medico-biological results of dioxin exposure. Organohalogen Compounds 2001;52:222-5.

  3. Revich B, Aksel E, Ushakova T, Ivanova I, Zhuchenko N, Klyuev N, et al. Dioxin exposure and public health in Chapaevsk, Russia. Chemosphere 2001;43:951-66.

  4. Boersma ER, Lanting CI. Environmental exposure to polychlorinated biphenyls (PCBs) and dioxins. Consequences for longterm neurological and cognitive development of the child lactation. Adv Exp Med Biol 2000;478:271-87.

  5. Olie K, Vermeulen PL, Hutzinger O. Chloro-dibenzo-p-dioxins and chlorodibenzofurans are trace components of fly ash and flue gas of some municipal incinerators in the Netherlands. Chemosphere 1977;6:455-9.

Bilthoven, februari 2005,

Wij danken collega Koppe voor haar reactie op ons artikel. Zij geeft aan specifieke referenties in ons artikel te missen. Ons commentaar geeft een algemeen overzicht van de huidige inzichten betreffende de toxiciteit van dioxinen voor de mens na acute blootstelling en is geenszins een uitgebreid literatuuroverzicht. Het is daarom niet verwonderlijk dat ingewijden in dit onderwerp sommige publicaties kunnen missen.

Koppe attendeert er terecht op dat de EU-grens inmiddels is verruimd tot 14 pg TEQ/kg lichaamsgewicht/week.

De literatuur die Koppe in haar brief aanhaalt, is ons welbekend. Het artikel van Geusau et al. geeft geen additionele informatie op de inhoud van ons artikel. De artikelen van Karamova et al. en Revich et al. hebben wij niet gerefereerd wegens de zeer matige wetenschappelijke kwaliteit van deze artikelen.

Aangezien de passage van dioxinen via de placenta naar de foetus beperkt lijkt te zijn, is de blootstelling na de geboorte via de moedermelk verhoudingsgewijs groter. Om deze reden hebben wij aangegeven dat expositie aan dioxinen na de geboorte relevanter is, omdat zich in moedermelk verhoudingsgewijs ten opzichte van moederplasma een hogere concentratie dioxinen bevinden. Op basis van vettransport via de placenta komen Koppe et al. zelf tot de conclusie dat weinig dioxinen via de placenta de foetus bereiken. Dit zou in de orde van grootte zijn van 10-20% van de concentratie in het vetweefsel van de moeder.1 Op grond van de analyse van de lever van 4 foetussen concludeerde zij dat postnatale expositie aan dioxinen veel belangrijker is dan prenatale.2 Dit lijkt in tegenspraak met Koppes eerdere publicaties. De verhouding van plasmaconcentraties van polychloorbifenylen (PCB’s) in moeder- en navelstrengbloed is ongeveer 5:1, hetgeen ook onze bewering ondersteunt.3

Koppe wijst er voorts op dat er artikelen zijn die nadelige effecten beschrijven op de neurologische en psychologische ontwikkeling van kinderen die intra-uterien of na de geboorte (via de moedermelk) aan relatief hoge concentraties 2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine (TCDD) zijn blootgesteld. In een overzichtsrapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uit 1997, waarin de Rotterdam/-Groningen-studie en vele andere studies zijn geëvalueerd, geven Cuijpers et al. aan dat studies verricht om nadelige effecten te evalueren als gevolg van pre- of postnatale blootstelling (via moedermelk), niet eensluidend zijn. Cuijpers et al. concluderen dat de vraag of achtergrondblootstelling van zuigelingen aan dioxinen, furanen en PCB’s ontwikkelingsstoornissen kunnen geven, niet kon worden beantwoord, door methodologische tekortkomingen van de studies. Dit gold voor zowel de neurologische effecten als de schildkliergerelateerde hormonen.4

Indien verschillende publicaties worden gereviewd, geldt ook voor de door Koppe genoemde immunologische effecten en longfunctie-effecten dezelfde inconsistentie in bevindingen.5 6

J. Meulenbelt
I. de Vries
Literatuur
  1. Koppe JG, Olie K, Wijnen J van. Placental transport of dioxins from mothers to fetus. II. PCBs, dioxins and furans and vitamin K metabolism. Dev Pharmacol Ther 1992;18:9-13.

  2. Wijnen J van, Bavel B van, Lindström G, Koppe JG, Olie K. Placental transport of PCCDs and PCDFs in humans. Organohalogen Compounds 1990;1:47-50.

  3. Boersma ER, Lanting CI. Environmental exposure to polychlorinated biphenyls (PCBs) and dioxins. Consequences for longterm neurological and cognitive development of the child lactation. Adv Exp Med Biol 2000;478:271-87.

  4. Cuijpers CEJ, Zeilmaker MJ, Molen GW van der, Slob W, Lebret E. Developments in infant exposure to dioxins, furans and PCBs in breast milk and potential health consequences, in the Netherlands. RIVM-rapport 529102007. Bilthoven: RIVM; 1997.

  5. Sweeney MH, Mocarelli P. Human health effects after exposure to 2,3,7,8-TCDD. Food Addit Contam 2000;17:303-16.

  6. Toxicological profile for chlorinated dibenzo-p-dioxins. Atlanta: Agency for Toxic Substances and Disease Registry; 1998.