Toediening van ß-blokkers bij chronisch hartfalen

L.H.W. Missault
D.J. van Veldhuisen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:1905-10
Abstract

Samenvatting

- Hartfalen is een steeds frequentere oorzaak van ziekenhuisopname op cardiologische afdelingen in Nederland en België. Ondanks talrijke medicamenteuze behandelingsvormen blijft de sterfte hoog.

- Recent placebogecontroleerd gerandomiseerd onderzoek bij patiënten met stabiel chronisch hartfalen die werden behandeld met angiotensine-converterendenzym(ACE)-remmers, diuretica en digitalis toont een absolutesterftereductie van circa 5 en een relatievesterftereductie van circa 35 wanneer β-blokkers aan de behandeling worden toegevoegd. Ook het aantal ziekenhuisopnamen daalt.

- Op korte termijn zijn gunstige effecten van β-blokkers voor de symptomen van hartfalen gering tot afwezig. In de initiële fase is zelfs een tijdelijke klinische verslechtering mogelijk, die op gepaste wijze moet worden behandeld; de patiënten bij wie dit gebeurt, zijn vooraf moeilijk te identificeren.

- Het starten van β-blokkers gebeurt met een lage dosis en alleen bij gestabiliseerde, vooraf optimaal behandelde patiënten. Het verhogen van de dosering dient slechts om de 2 tot 4 weken te gebeuren.

- Het is zaak de gunstige bevindingen niet automatisch te extrapoleren naar alle patiënten met hartfalen, omdat de onderzochte populaties in de onderzoeken aanzienlijk verschillen van die in de algemene praktijk.

Auteursinformatie

St. Jan Ziekenhuis, afd. Cardiologie, Ruddershove 10, 8000 Brugge, België.

Dr.L.H.W.Missault, cardioloog.

Academisch Ziekenhuis, afd. Cardiologie, Groningen.

Dr.D.J.van Veldhuisen, cardioloog.

Contact dr.L.H.W.Missault (luc.missault@azbrugge.be)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Schoonhoven, oktober 2000,

In hun artikel over de behandeling van chronisch hartfalen met β-blokkers schrijven Missault et al. dat door louter symptomatische behandeling met diuretica de overleving niet verbetert, terwijl de waarde van angiotensineconverterend-enzym(ACE)-remmers en β-blokkers daarentegen onomstreden is, omdat voor deze middelen zowel een gunstig effect op sterfte als op symptomen is aangetoond (2000:1905-10).

Dit is echter een veelvoorkomende onjuiste interpretatie van de beschikbare onderzoeksgegevens. Over de behandeling van hartfalen met diuretica bestaat geen placebogecontroleerd onderzoek met overlevingsduur als uitkomst. Vanwege het overduidelijke klinische effect van diuretica bij hartfalen met vochtretentie - de overgrote meerderheid van onbehandelde patiënten met hartfalen heeft vochtretentie - zou zo'n onderzoek onethisch zijn. De situatie is analoog aan het ontbreken van een placebogecontroleerde trial naar het effect van penicilline bij bacteriële pneumonieën. Diuretica hebben zo'n duidelijk symptoomverbeterend effect bij onbehandeld hartfalen, waarvan de ernst van de symptomen niet zelden levensbedreigend is, dat het onwaarschijnlijk is dat ze alleen symptoomverlichting zouden geven en geen verlenging van de overlevingsduur.

Het effect van ACE-remmers bij hartfalen is alleen bestudeerd als adjuvanstherapie van diuretica en geeft in die setting inderdaad onomstreden een verdere verbetering van de symptomen en een verlenging van de levensduur. Onderzoek waarin bij patiënten met hartfalen de behandeling met diuretica werd gestaakt, toont consequent een verslechtering van de patiënten, ook als ACE-remmers als adjuvanstherapie werden gegeven.1-3

Door de auteurs worden pathofysiologische mechanismen genoemd die tegen langdurig gebruik van diuretica bij hartfalen pleiten. In de praktijk blijken de genoemde negatieve effecten van diuretica op myocardweefsel mee te kunnen vallen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de behandeling van verhoogde bloeddruk met een lage dosis thiazidediuretica in grote hypertensietrials leidt tot reductie van hart- en vaatziekten. De pathofysiologische mechanismen die door langdurig diureticagebruik myocardschade zouden bevorderen, worden, althans bij verhoogde bloeddruk, kennelijk toch niet getriggerd, of ‘overruled’ door weer andere mechanismen. Pathofysiologische mechanismen hebben door hun complexiteit vaak maar een beperkte waarde bij de voorspelling van effecten van klinische geneesmiddelen.

ACE-remmers en β-blokkers zijn dus te beschouwen als adjuvanstherapie van diuretica en in die setting leveren ze zeker een meerwaarde, die in klinische trials goed is gedocumenteerd. Terecht stellen de auteurs dat overigens voorzichtig dient te worden omgesprongen met extrapolatie van de trialresultaten naar populaties buiten die in de betreffende trials. Met name bij ouderen en bij patiënten met comorbiditeit beschikken wij over onvoldoende gegevens om de meerwaarde van ACE-remmers en β-blokkers als toevoeging aan diuretica hard te maken.

E.P. Walma
Literatuur
  1. Walma EP, Hoes AW, Dooren C van, Prins A, Does E van der. Withdrawal of long-term diuretic medication in elderly patients: a double blind randomised trial. BMJ 1997;315:464-8.

  2. Richardson A, Bayliss J, Scriven AJ, Parameshwar J, Poole-Wilson PA, Sutton GC. Double-blind comparison of captopril alone against frusemide plus amiloride in mild heart failure. Lancet 1987;ii:709-11.

  3. Cowley AJ, Stainer K, Wynne RD, Rowley JM, Hampton JR. Symptomatic assessment of patients with heart failure: double-blind comparison of increasing doses of diuretics and captopril in moderate heart failure. Lancet 1986;ii:770-2.