Terminale thuiszorg: "een uitzonderlijk geval"

Klinische praktijk
J.H.A. Massop
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:289-91

Dames en Heren,

De laatste jaren is door vele instanties steeds vaker geschreven over versterking van de eerstelijnsgeneeskunde. Veel wordt ook gesproken over het zgn. takenpakket van de eerste lijn met name dat van de huisarts. Eén van de onderdelen van dit takenpakket is het verzorgen, behandelen en begeleiden van patiënten in het terminale stadium van hun ziekte. Zulks in het belang van de patiënt en zijn omgeving, maar ook ter bezuiniging op de enorme kosten van verzorging in ziekenhuizen en verpleegtehuizen. In het algemeen zal een ieder het ermee eens zijn dat sterven in de eigen vertrouwde omgeving en in aanwezigheid van verwanten en bekenden voor de betrokkene vele voordelen biedt. Maar ook voor het doormaken van een ernstig ziekbed dat uiteindelijk tot de dood voert, is voor de persoon in kwestie eigen woning en leefmilieu te verkiezen boven het vaak onpersoonlijke en kille ziekenhuisklimaat. Kort geleden heeft de…

Auteursinformatie

J.H.A.Massop, huisarts, Slotlaan 16E, 7041 BJ 's-Heerenberg.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Heerlen, februari 1986,

Uit het artikel van collega Massop (1986;289-91) blijkt, dat deze huisarts zeer veel zorg aan zijn patiënt heeft besteed, 1455 huisbezoeken! Toch dient men zich af te vragen of de behandeling zinvol is geweest. Iemand met een subclavia-infuus, twee buikwandfistels, een dunne-darmcatheter door de buikwand, een vaginale balloncatheter en hevige pijnen leidt geen menswaardig bestaan. Waarom moet deze patiënt met een uitgebreid carcinoom in leven worden gehouden met behulp van een subclavia-infuus? Deze infusen zijn bedoeld voor patiënten, bij wie een periode moet worden overbrugd, waarin onvoldoende voedingsstoffen oraal kunnen of mogen worden toegediend, maar niet om een lijdensweg 17 maanden te verlengen. Sondevoeding zou hier acceptabel zijn geweest; de ziekteduur zou dan waarschijnlijk beduidend korter zijn geweest. Mag een mens gewoon sterven, ook als hij niet voldoende voedsel tot zich kan nemen? Er is hier mijns inziens ten onrechte gebruik gemaakt van nieuwe specialistische medische technieken. De eerste lijn hoeft zeker niet sterker!

M.L.M. Houben

's-Heerenberg, maart 1986,

Had collega Houben onze klinische les goed gelezen, dan had zij geweten dat via het subclavia infuus door ons alleen fysiologische zoutoplossing werd toegediend en geen voedingsoplossing. Dit infuus was al in het ziekenhuis ingebracht en werd door ons in situ gelaten om bij verdorsten vocht toe te kunnen dienen en eventueel medicamenten. Wij gaven alleen 2 l zoutoplossing per etmaal en zijn ervan overtuigd dat patiënte hiervan veel voordeel heeft gehad. Overigens werd door ons geen gebruik gemaakt van nieuwe specialistische technieken. Het subclavia-infuus, de dunne-darmcatheter en de anus praeternaturalis waren klinisch-specialistisch aangelegd. De enige specialistisch-technische toevoeging die wij lieten aanbrengen, was de epidurale catheter om de pijn te bestrijden. De overige technische voorzieningen zoals vaginale balloncatheter en receptacula voor de buikwandfistels waren improvisaties onzerzijds, ter behandeling van veel narigheid. Collega Houben ziet dat haar zogenaamde specialistische technieken terecht, en niet ten onrechte zoals zij stelt, goed uitvoerbaar zijn in de eerste lijn. Kennelijk heeft zij ‘geen idee’ wat dunne-darmfistels voor de patiënt betekenen; zeker vaginaal! Of een leven al of niet menswaardig is, is in de eerste plaats ter beoordeling van de patiënt en niet aan de objectieve waarnemer op 200 km afstand. Zeker mag een mens gewoon sterven, het is echter onze taak dit sterven zo goed mogelijk te begeleiden en zo draaglijk mogelijk te maken. En naar onze mening is dat in het onderhavige geval met veel zorg en energie redelijk goed gelukt.

Uit de opmerkingen van collega Houben klinken verwijten en een hint in de richting van . . . maar liever termineren. Collega Houben moge zich indenken dat er ook nog patiënten zijn die absoluut niets van euthanasie willen weten. Zoals wij al schreven, hebben wij zeer veel met patiënte gesproken, alles werd tot in de finesses met haar doorgesproken en zij heeft als eenvoudig, doch geïntegreerd mens, haar lijden en sterven geaccepteerd. Dit mag ons tot nadenken stemmen.

De bedoeling van deze klinische les was o.a. te tonen dat de zogenaamde specialistische technieken heus niet zo bijzonder zijn en best te hanteren zijn in de eerste lijn. Verder was het de bedoeling er op te wijzen dat voor terminale thuiszorg zeer veel energie, improvisatie en doorzettingsvermogen noodzakelijk zijn. Terminale zorg wordt dagelijks door vele huisartsen in den lande, in samenwerking met andere eerstelijnswerkers, met zeer veel inzet en liefde verleend en dat is een goede zaak. Men zou bij dit werk wat meer steun en waardering van overheidswege en ook van de kant van de financiers verwachten. Wat versterking van deze kant van de eerste lijn (één van de vele)! De essentie van deze klinische les is collega Houben kennelijk ontgaan.

J.H.A. Massop