Subklinische hyperthyreoïdie: niet per se een schildklieraandoening

Klinische praktijk
E.P.M. Corssmit
W.M. Wiersinga
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1153-5
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 1156, 1159 en 1162.

Dames en Heren,

Met het beschikbaar komen van gevoelige bepalingen voor het thyreoïdstimulerend hormoon (TSH) en het in de eerste lijn steeds frequenter bepalen van de schildklierfunctie, wordt steeds vaker subklinische hyperthyreoïdie geconstateerd. Deze wordt gedefinieerd als een verlaagde serumconcentratie van TSH in combinatie met normale serumconcentraties vrij T4 en T3 en berust derhalve op een biochemische definitie. Hoewel de term ‘subklinische hyperthyreoïdie’ wordt gebruikt, is deze niet geheel juist, omdat vele patiënten toch geringe symptomen blijken te hebben. Eigenlijk zou het dan ook beter zijn te spreken van ‘geringe’ hyperthyreoïdie. In circa 55 van de gevallen normaliseert een verlaagde TSH-concentratie echter spontaan binnen een jaar. In die gevallen was er vaak geen schildklierfunctiestoornis, maar berustte de verlaagde TSH-concentratie op een andere oorzaak, bijvoorbeeld hoge doses prednison.1 Het is dan ook belangrijk om bij de…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Endocrinologie en Stofwisselingsziekten, Amsterdam.

Mw.dr.E.P.M.Corssmit (thans: Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Endocrinologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden) en prof.dr.W.M.Wiersinga, internisten-endocrinologen.

Contact mw.dr.E.P.M.Corssmit (e.p.m.corssmit@lumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties