Sterke daling van het aantal ziekenhuisopnamen voor gonokokkeninfecties in Nederland over de periode 1981-1988

Onderzoek
L.K.J. van Romunde
D.L. Stronks
S.E. Rijpma
J. Passchier
J.A.M. Hunfeld
E. Stolz
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1467-9
Abstract

Samenvatting

Het aantal opnamen in Nederlandse ziekenhuizen voor gonokokkeninfecties is in de periode 1981-1988 sterk gedaald, vooral in de leeftijdscategorie 15-40 jaar. Deze daling is slechts ten dele verklaarbaar door een verandering in seksueel gedrag ten gevolge van de angst voor besmetting met het HIV-virus. Dat een verschuiving van klinische naar poliklinische behandeling de daling zou verklaren is niet aannemelijk, omdat ook het aantal poliklinisch behandelde patiënten sterk afnam.

Auteursinformatie

Stichting Informatiecentrum voor de Gezondheidszorg, Utrecht.

Dr.L.K.J.van Romunde, epidemioloog.

Erasmus Universiteit, Centrum voor Psychomedisch en Psychotherapeutisch Onderzoek Rotterdam, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

Drs.D.L.Stronks, drs.S.E.Rijpma, dr.J.Passchier en drs.J.A.M. Hunfeld, psychologen.

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. DermatologieVenereologie, Rotterdam.

Prof.dr.E.Stolz, dermatoloog.

Contact dr.J.Passchier

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.J.
Severijnen

Bilthoven, juli 1993,

De epidemiologische mededeling van Van Romunde et al. (1993; 1467-9) bevestigt de dalende trend die de aangiftecijfers voor gonorroe bij de Geneeskundige Hoofdinspectie (GHI) de laatste jaren laten zien. De auteurs maken echter geen onderscheid tussen gecompliceerde en ongecompliceerde infecties. Complicaties van gonorroe kunnen aanleiding geven tot ziekenhuisopname; ongecompliceerde gonokokkeninfecties zullen dat zelden doen, maar ze kunnen wel als nevendiagnose geregistreerd zijn. Niet duidelijk is of de auteurs alleen hoofddiagnosen of ook nevendiagnosen in hun beschouwing hebben betrokken.

Mogelijk is een belangrijk deel van de complicaties van gonorroe bij de vrouw buiten beeld gebleven in het beschreven onderzoek. In de groep ‘ontstekingsprocessen in het kleine bekken bij de vrouw’ (International Classification of Diseases (ICD)-9-code 614) worden complicaties van gonokokkeninfecties weliswaar expliciet uitgesloten, maar door onderdiagnostiek zal de verwekker van salpingitis vaak onbekend blijven en kan salpingitis veroorzaakt door gonorroe onterecht onder ICD-code 614 geclassificeerd worden. In 1987 kwamen bij vrouwen naar schatting ruim 50.000 genitale infecties met Chlamydia trachomatis voor, terwijl (rekening houdend met onderaangifte) ruim 5400 gevallen van gonorroe bij vrouwen gezien werden.1 Omdat salpingitis veroorzaakt door C. trachomatis een duidelijk milder beloop heeft dan gonokokkensalpingitis,2 zal salpingitis door C. trachomatis minder vaak leiden tot ziekenhuisopname. Zo werden in 1987 2851 vrouwen met ontstekingsziekten in het kleine bekken (ICD-code 614) opgenomen, van wie 1964 met salpingitis (ICD-code 614.0-614.2; gegevens van de Landelijke Medische Registratie, Stichting Informatievoorziening Gezondheidszorg, Utrecht). Het is onwaarschijnlijk dat al deze 1964 opnamen door C. trachomatis en andere verwekkers dan Neisseria gonorrhoeae veroorzaakt zouden zijn en hooguit 80 vrouwen vanwege gonokokkeninfecties (ICD-code 098) opgenomen zouden zijn. Beschouwing van alleen de opnamen met hoofddiagnose ICD-code 098 geeft dan ook een incompleet beeld van de ziekenhuisopnamen ten gevolge van gonokokkeninfecties en de complicaties hiervan. Overigens vertoont het aantal ziekenhuisopnamen wegens ontstekingsziekten in het kleine bekken bij de vrouw een minder sterk dalende trend (3200 in 1980, 3604 in 1985 en 2357 in 1990 volgens de Landelijke Medische Registratie dan het aantal opnamen wegens gonokokkeninfecties.

Tot slot dient opgemerkt te worden dat het onderzoek naar gonorroe in Nederland weliswaar in 1988 gerapporteerd is,3 maar gebaseerd is op gegevens over 1985; van een recent onderzoek is dan ook geen sprake. Zowel bij de SOA-Stichting te Utrecht als bij het Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne is er behoefte aan nieuw onderzoek naar het werkelijk vóórkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen in Nederland, alsook naar de diagnostiek en behandeling hiervan, bekkeninfecties bij de vrouw incluis.

A.J. Severijnen
M.J.W. van de Laar
Literatuur
  1. Severijnen AJ. Chlamydia trachomatis als volksgezondheidsprobleem: prevalentie, epidemiologie, complicaties, kosten en screening. Rotterdam: Erasmus Universiteit, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, 1993.

  2. Bleker OP, Schoot JThM van der, Dirks-Go SIS. Cervicitis en salpingitis. Tijdschr Sexueel Overdraagbare Aandoeningen 1987; augustus: 4-9.

  3. Miltenburg HMTM, Paalman MEM, Reus JTNM. Gonorroe in Nederland (en enkele beschouwingen over andere SOA). Utrecht: SOA-Stichting, 1988.

L.K.J.
van Romunde

Rotterdam, augustus 1993,

In ons artikel betreffende ziekenhuisopname voor gonokokkeninfecties zijn inderdaad alleen de hoofddiagnosen in de beschouwing betrokken. Wij danken collegae Severijnen en Van de Laar voor hun aanvullingen.

L.K.J. van Romunde
J. Passchier
E. Stolz