Seksuele mogelijkheden na totale penisamputatie

Klinische praktijk
M.W. Hengeveld
T.A. Boon
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1465-6
Abstract

Samenvatting

Bij een 45-jarige man werd wegens een peniscarcinoom een totale penisamputatie verricht waarbij een perineaal urethrastoma werd aangelegd. Het postoperatieve herstel was voorspoedig. Een maand na de laatste ingreep voelde patiënt voor het eerst weer verlangen naar seksueel contact, maar zijn vrouw aarzelde. Na medisch-seksuologische begeleiding kwamen de partners tot een bevredigend seksueel functioneren waarbij de man incidenteel een orgasme had.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht.

Divisie Obstetrie en Gynaecologie, afd. Medische Seksuologie: prof.dr.M.W.Hengeveld, psychiater-seksuoloog.

Divisie Chirurgie, afd. Urologie: dr.T.A.Boon, uroloog.

Contact prof.dr.M.W.Hengeveld

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, augustus 1993,

Met hun artikel geven Hengeveld en Boon een aanzet tot het doorbreken van het taboe dat lijkt te rusten op de seksuele beleving na een mutilerende ingreep aan het genitale gebied (1993; 1465-6).

Bij de door hen beschreven patiënt werd een totale penisamputatie verricht en een perineaal urethrastoma aangelegd. Bij een dergelijke ingreep wordt doorgaans het corpus spongiosum rond de urethra intact gelaten en samen hiermee van de corpora cavernosa afgeprepareerd. Na amputatie van het lid wordt de urethra, omgeven door het sponsachtige weefsel, als urethrastoma ingehecht in het perineum. Het corpus spongiosum wordt, evenals de huid van scrotum en perineum, rijkelijk voorzien door takken van de N. pudendus en dit vormt mede een verklaring voor de door auteurs beschreven mogelijkheid van perineale stimulatie. Voorts worden de dorsale zenuwen van de penis, die op de corpora cavernosa liggen, evenals deze corpora, veelal ter hoogte van de splitsing in beide crura dan wel op het niveau van het ligamentum suspensorium penis, ingekort. Indien deze ingekorte zenuwen geen pijnlijke neuromen vormen, blijft veelal de potentie tot seksuele stimulatie via deze weg aanwezig.

Onze ervaringen na volledige resectie van de corpora cavernosa ten behoeve van de aanpassing van de genitaliën bij man-vrouwtransseksuelen bevestigen dit. Hierbij wordt de tot het niveau van het ligament ingekorte dorsale vaatzenuwstreng ter hoogte van de neoclitoris achtergelaten. Overigens zien wij bij de vrouw-mantransseksuelen vaak dat er een erogene zone ontstaat ter hoogte van de doorgang van de neovagina door de bekkenbodem, die eveneens geïnnerveerd wordt door de N. pudendus.

Ook uit de ervaringen bij deze patiëntengroep blijkt dat een patiënt veelal zelfs na een ingreep waarbij de hele corpora cavernosa en nagenoeg het hele sponsachtige lichaam worden verwijderd, in staat is tot seksuele opwinding en orgasme. Uiteraard erkennen wij het enorme verschil tussen de psychische beleving en verwerking van enerzijds het gemis van een penis ten gevolg van een gedwongen amputatie omwille van carcinoom en, anderzijds, het tegemoetkomen aan de uitdrukkelijke wens van de transseksueel.

Terecht merken de auteurs op dat patiënt en zijn partner vóór de operatie ingelicht dienen te worden over de seksuele consequenties en mogelijkheden na penisamputatie. Ter aanvulling zouden wij willen wijzen op de nu ver ontwikkelde mogelijkheden tot reconstructie van een fallus met kosmetisch en psychische bevredigende resultaten. Daarbij kan het ook mogelijk worden weer staande te urineren. Hoewel het lijkt alsof mannen – aangespoord door hen die het toilet schoon dienen te houden – toenemend zittend urineren, zal dit door degene die een penisamputatie heeft moeten ondergaan doorgaans nog worden ervaren als een negatief, beladen stigma. Door psychische begeleiding zoals beschreven door Hengeveld en Boon zijn dergelijke uitgebreide reconstructieve procedures vaak niet nodig, maar informatie hieromtrent zou de patiënt niet onthouden dienen te worden.

Reeds eerder werd in dit tijdschrift opgemerkt: ‘Veel van de bij transseksuelen opgedane ervaring komt ten goede aan de niet-transseksuele patiënten; bijvoorbeeld aan hen met aangeboren of verworven genitale misvormingen.’1 Dit geldt zeker voor de plastische en reconstructieve chirurgie van het genitale gebied.

J.J. Hage
F.G. Bouman
Literatuur
  1. Hage JJ, Bloem JJAM. Transseksualiteit. IV. Chirurgische mogelijkheden. [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="1901-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992; 136: 1901-6.[/LITREF]

Utrecht, augustus 1993,

Wij danken de collegae Hage en Bouman voor hun reactie op ons artikel. Hun reactie bevestigt onze bevinding dat seksuele activiteit, ook na een zeer mutilerende ingreep, in principe nog mogelijk is. Zij baseren zich hierbij op hun uitgebreide ervaring bij de behandeling van transseksuelen.

Hopelijk zal ook deze reactie leiden tot het verder doorbreken van het op dit punt heersende taboe. Een optimaal samenspel tussen chirurg en seksuoloog blijft een voorwaarde.

T.A. Boon
M.W. Hengeveld