Routinematig laboratoriumonderzoek bij kinderen, verwezen wegens recidiverend piepen en/of astma, niet zinvol

Onderzoek
T.W. de Vries
L. Wormmeester
E. van Pinxteren-Nagler
A.J. Bakker
P.L.P. Brand
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2107-11
Abstract

Samenvatting

Doel

Evaluatie van het nut van routinematig laboratorium- en röntgenonderzoek bij kinderen die wegens astma/recidiverend piepen werden verwezen naar de kinderarts.

Opzet

Retrospectief.

Methoden

Bij een groep van 158 kinderen die verwezen waren naar de ‘kindercarapolikliniek’ van het Medisch Centrum Leeuwarden in de periode 1 januari 1994-31 december 1996 wegens astma/recidiverend piepen werd retrospectief nagegaan hoe frequent de resultaten van laboratorium- en röntgenonderzoek (hemoglobine, bezinking, leukocytenaantal, immunoglobulinen, chloor in zweet, thoraxfoto, allergieonderzoek) afwijkend waren. Tevens werd onderzocht hoe vaak de uitslag een bijdrage leverde aan het stellen of verwerpen van de diagnose.

Resultaten

Bij 144 van de 158 (91) kinderen werd de diagnose ‘astma’ of ‘recidiverend piepen’ gesteld. Hoewel een groot aantal uitslagen afwijkend was, was dat nimmer van diagnostisch belang. Bij 1 kind was de afwijkende thoraxfoto doorslaggevend (op de foto waren infiltratieve afwijkingen zichtbaar). Inhalatieallergie was zelden aantoonbaar bij kinderen onder de 2 jaar; bij kinderen boven de 6 jaar kwam een inhalatieallergie frequent voor, vooral voor huisstofmijt (41/144).

Conclusie

Bij kinderen bij wie men astma/recidiverend piepen vermoedt, is routinematig laboratorium- en röntgenonderzoek niet zinvol. Onderzoek naar een specifieke allergie is wel zinvol aangezien dan eventuele preventieve maatregelen genomen kunnen worden.

Auteursinformatie

Medisch Centrum Leeuwarden, locatie Noord, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 2310, 8901 JH Leeuwarden.

T.W.de Vries en mw.E.van Pinxteren-Nagler, kinderartsen; L.Wormmeester, co-assistent.

Klinisch Chemisch Laboratorium, Leeuwarden.

Dr.A.J.Bakker, klinisch chemicus.

Isala Klinieken, locatie De Weezenlanden, afd. Kindergeneeskunde, Zwolle.

Dr.P.L.P.Brand, kinderarts-longarts.

Contact T.W.de Vries (famtt.devries@worldonline.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

E.S.M.
de Lange-de Klerk

Amsterdam, oktober 2000,

De Vries et al. tonen de moed om hun routinematig handelen kritisch te evalueren (2000:2107-11). Zij schrijven: ‘hoewel een groot aantal uitslagen afwijkend was, was dat nimmer van diagnostisch belang.’

De vraag is wanneer informatie uit een test klinisch zinvol is. Hiertoe moet naar het doel van de test gekeken worden. In het algemeen kan men ten aanzien van aanvullend onderzoek verschillende doeleinden onderscheiden: (a) een aandoening uitsluiten indien een (geringe) kans bestaat dat deze aanwezig is; (b) een aandoening aantonen indien een grote kans bestaat dat deze aanwezig is; (c) de uitbreiding of het stadium van een aandoening in kaart brengen; (d) factoren die de ziekte of de klachten onderhouden of verergeren, opsporen; (e) complicaties van een bestaande aandoening opsporen; (f) het beloop van een aandoening ‘objectiveren’.

Welke doelen de auteurs nastreven, is niet voor elk genoemd onderzoek duidelijk. Longfunctieonderzoek noemen zij als enig aanvullend onderzoek voor de bevestiging van de diagnose ‘astma’. Veel standaardonderzoek diende om andere aandoeningen uit te sluiten (immuunstoornis, aangeboren longafwijking et cetera).

Een test die gebruikt wordt om een ziekte uit te sluiten, zal in de meeste gevallen negatief resultaat geven, hetgeen dan waardevolle informatie is. Men moet echter besluiten vanaf welke kans men een test voor het uitsluiten van een aandoening zinvol acht. Wanneer gaan de voordelen van testen opwegen tegen de nadelen? De zweettest werd bij 89 van de 158 verwezen kinderen verricht, iets meer dan de helft. Kennelijk pasten de clinici al vóór hun onderzoek een selectie toe voor deze test. In hun beschouwing schrijven De Vries et al. dat bij afwezigheid van klachten en symptomen die passen bij cystische fibrose de kans op deze aandoening zo klein is dat zij een zweettest niet zinvol achten.

Graag zou ik willen weten wat de waarde was van de afwijkende hemoglobineconcentraties. Als een kind naast astma bloedarmoede heeft, lijkt behandeling hiervan mij zinvol.

E.S.M. de Lange-de Klerk
T.W.
de Vries

Leeuwarden, december 2000,

Met de reactie van collega De Lange-De Klerk zijn wij het volledig eens: vooraf moet eerst overwogen worden waarom een bepaald onderzoek verricht wordt en welke bijdrage een positieve of negatieve uitslag kan leveren aan de behandeling of begeleiding van de patiënt. Het gevaar van routinematig onderzoek is dat een dergelijke kritische afweging niet of onvoldoende gemaakt wordt. Dat vormde de reden de uitkomsten (achteraf) eens na te gaan. Het nadeel van dit retrospectieve onderzoek is dat niet meer achterhaald kon worden waarom sommige tests niet waren verricht. Ter geruststelling: de hemoglobineconcentratie van het kind met anemie bedroeg 5,5 mmol/l en daarvoor werd uiteraard behandeld.

T.W. de Vries
E. van Pinxteren-Nagler
A.J. Bakker
P.L.P. Brand