Risico's van ingestie van reinigingstabletten voor kunstgebitten en gebitsprothesen

Onderzoek
G.A. van Zoelen
I. de Vries
J. Meulenbelt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2408-11
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van de frequentie en de ernst van intoxicatie met reinigingstabletten voor kunstgebitten of gebitsprothesen.

Opzet

Enquêteonderzoek.

Plaats

Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), Bilthoven.

Methode

In 1996 kregen alle 78 artsen die bij het NVIC informatie vroegen over intoxicaties met reinigingstabletten voor kunstgebitten of gebitsprothesen een enquêteformulier toegestuurd waarin werd gevraagd naar de blootstellingsomstandigheden en de ernst van de effecten van de intoxicaties.

Resultaten

Er werden 46 formulieren (59) geretourneerd. Ouderen (24; 52) en kinderen (14; 30) vormden de grootste groepen geïntoxiceerden. Meestal ging het om accidentele ingestie van de reinigingstabletten. In de meeste gevallen was 1 tablet ingenomen. Bij 22 patiënten werden lokale effecten gerapporteerd, veelal mild van aard. Bij 2 patiënten werden systemische effecten gerapporteerd, maar bij hen was het verband met de ingestie dubieus.

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

G.A.van Zoelen, wetenschappelijk onderzoeker; mw.I.de Vries en dr.J.Meulenbelt, internisten-toxicologen.

Contact G.A.van Zoelen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Enschede, november 1998,

Ter illustratie van het recente artikel van Van Zoelen et al. over de gevolgen van inname van reinigingstabletten voor kunstgebitten presenteren wij de volgende casus (1998:2408-11). In de literatuur zijn tot nu toe twee fataal verlopende intoxicaties beschreven.12

Twee weken voor de publicatie van Van Zoelen et al. verscheen, werd een dementerende 80-jarige vrouw met een blanco cardiopulmonale voorgeschiedenis op onze eerstehulpafdeling gebracht met ernstige dyspnoe, braken, roze speekselvloed (mogelijk longoedeem?) en hypotensie (diastolische bloeddruk was 100 mmHg; de systolische was niet te meten). Zij was verward en reageerde nauwelijks op aanspreken. Onder de verdenking van asthma cardiale had zij reeds 80 mg furosemide in de ambulance gehad en eenzelfde dosis bij binnenkomst op de eerstehulpafdeling zonder verbetering van het klinische beeld. Het ECG was niet afwijkend.

Zij bleek circa 6 uur voordien, wegens hoofdpijnklachten, 5-8 Steradent-tabletten ingenomen te hebben in de veronderstelling dat het om paracetamoltabletten ging. Zij zou geen andere medicatie ingenomen hebben.

Arteriële bloedgasanalyse liet een gecombineerde metabole en respiratoire acidose zien met een zeer matige oxygenatie (pH: 7,09; Pa: 7,7 kPa; Pa: 7,9 kPa; HCO3 -: 17 mmol/l; SaO2: 80%) ondanks toediening van 5 l O2/min. De metabole component was toe te schrijven aan een langer durende periode van hypoxie met lactaatacidose als gevolg. Overig oriënterend laboratoriumonderzoek (bloedbeeld, nier- en leverfuncties) liet behalve een kaliumconcentratie van 3,0 mmol/l geen afwijkingen zien.

Zij werd met spoed naar de afdeling Intensive Care overgebracht, inmiddels was de O2-saturatie gedaald tot 70%. Bij intubatie werd veel speeksel in de mond-keelholte gezien, maar geen lokale etsing of irritatie van de slijmvliezen. Wel werd glottisoedeem gezien met een moeizame passage van de endotracheale tube. Direct na intubatie had zij een adequate bloeddruk zonder inotropica en een SaO2 van 99% bij beademing met 50% O2 zonder positieve eindexpiratoire druk (PEEP). De werkdiagnose op dat moment was: ‘aspiratie bij braken t.g.v. Steradent-inname’. Nog voordat een thoraxfoto gemaakt was, ontstond, circa 30 min na binnenkomst, een ventrikeltachycardie die overging in ventrikelfibrilleren. Na eenmaal cardioversie en lidocaïne 50 mg i.v. ontstond een asystolie, waarna patiënte kwam te overlijden. Er werd een verklaring van een niet-natuurlijke dood afgegeven. Obductie werd echter niet verricht. Hoewel deze casus niet compleet gedocumenteerd is, lijkt het gerechtvaardigd te concluderen dat er een relatie met de Steradent-inname bestond.

W.H. Roerdink
L.S. Hofstra
B.S. Hylkema
Literatuur
  1. MacAuley D, O'Brien I. Fatal poisoning with denture cleaner. Br Med J 1984;288:830.

  2. Patrick AW, Cameron EW, Ford MJ. Oesophageal stricture following inadvertent ingestion of Steradent tablets in the elderly. Scott Med J 1986;31:181.

G.A.
van Zoelen

Bilthoven, december 1998,

Collegae Roerdink et al. illustreren treffend het gevaar van vergissingen met reinigingstabletten door dementerende oudere en wij zijn het eens met de werkdiagnose ‘aspiratie bij braken t.g.v. Steradent-inname’. Het optreden van ventrikeltachycardie is waarschijnlijk een secundair effect, aangezien bij inname van 5-8 reinigingstabletten de systemische dosis te gering wordt geacht om primair ritmestoornissen te induceren. Niettemin lijkt de Steradent-ingestie wel de bron van alle ellende.

G.A. van Zoelen
I. de Vries
J. Meulenbelt

Nijmegen, december 1998,

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het artikel van Van Zoelen et al., waarin het probleem van onbedoelde ingestie duidelijk onder de aandacht wordt gebracht (1998:2408-11). Toch heb ik twee opmerkingen.

(a) De titel en ook de verdere teneur van het artikel suggereren dat er een verschil bestaat tussen een kunstgebit en een gebitsprothese. Wat wordt precies met het één en met het ander bedoeld? In het tandheelkundig jargon zijn een kunstgebit en een gebitsprothese namelijk exact hetzelfde.

(b) Ik neem aan dat bij het totstandkomen van dit artikel geen overleg is gevoerd met een tandheelkundig deskundige. Dit is jammer. Er is namelijk nog een andere reden om de agressieve bruistabletten uit te bannen uit het dagelijks gebruik en die is dat de meeste middelen bij veelvuldig gebruik de kunststof van de gebitsprothesen aantasten. Vanuit de tandheelkundige professie wordt om deze twee redenen, overigens zonder ze expliciet te noemen, al tijden het gebruik van bruistabletten ontraden.

C. de Baat
G.A.
van Zoelen

Bilthoven, december 1998,

De Baat schrijft terecht dat er geen verschil bestaat tussen een kunstgebit en een gebitsprothese. Deze redundantie is er bij de redactionele bewerking ingekomen. Dat bruistabletten bij veelvuldig gebruik de kunststof van gebitsprothesen aantasten en om die reden minder toegepast zouden moeten worden, is een waardevolle aanvulling. Mogelijk kan deze verminderde toepassing bijdragen aan de beoogde afname van het aantal intoxicaties met deze producten.

G.A. van Zoelen
I. de Vries
J. Meulenbelt