Raltegravir als eerste integraseremmer bij een hiv-infectie

Opinie
Stephan G.F. Papendorp
Kees Brinkman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B95
Abstract

Sinds het ontstaan van de hiv-pandemie zijn er steeds meer antiretrovirale middelen ontwikkeld. Tot voor kort waren die in te delen in 4 klassen: nucleoside- en non-nucleosidetranscriptaseremmers (NRTI’s en NNRTI’s), proteaseremmers (PI’s) en fusieremmers. In 1996 ontstond de hoog-actieve antiretrovirale therapie (HAART), waarbij meestal 3 middelen uit deze klassen worden toegepast. Zo werd het mogelijk de hiv-replicatie langdurig te onderdrukken en de cellulaire immuniteit te laten herstellen. De mortaliteit van een hiv-infectie daalde hierdoor spectaculair.1

In de loop van de tijd kan ook HAART echter falen, enerzijds door toxiciteit, anderzijds door het ontstaan van resistentie tegen de therapie. De prevalentie van resistentie tegen antiretrovirale middelen onder behandelde patiënten voor ten minste één klasse ligt in Nederland op 12,1%, voor alle drie de klassen NRTI’s, NNRTI’s en PI’s op 1,7%. Het probleem van transmissie van multiresistente hiv in de huidige Nederlandse setting is minder groot: de prevalentie van resistentie bij…

Auteursinformatie

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, afd. Interne Geneeskunde, Amsterdam.

Drs. S.G.F. Papendorp, arts in opleiding tot internist; prof. dr. K. Brinkman, internist.

Contact prof.dr. K. Brinkman (k.brinkman@olvg.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: prof.dr. K. Brinkman ontvangt een vergoeding van Bristol-Myers Squibb, Gilead, GlaxoSmithKline, MSD en Tibotec voor advieswerkzaamheden. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 26 september 2008

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties