Psychologische aspecten van maagverdeling, een chirurgische behandeling van patiënten met extreem overgewicht; voorlopige resultaten

Onderzoek
G. Bleijenberg
B.C.M. Raes
J.G. Heevel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:693-6
Abstract

Samenvatting

Het psychologisch-psychiatrische onderzoek van 30 patiënten, verwezen voor chirurgische behandeling van extreem overgewicht, wordt beschreven. Ernstige psychiatrische ziekten werden niet vastgesteld. Wel bestonden bij 8 patiënten relatieve contra-indicaties voor operatieve therapie, zoals irreële verwachtingen of ernstige relatieproblemen. Drie van hen kwamen later alsnog voor operatie in aanmerking. Een patiënt zag van de operatie af. Van de 24 patiënten worden de psychologische gevolgen van de behandeling een jaar na de operatie beschreven. Ten aanzien van vele gemeten variabelen werden statistisch significante verbeteringen geconstateerd. Een deel van deze effecten was afhankelijk van het gewichtsverlies. Twee persoonlijkheidsvariabelen (zelfdefensie en rigiditeit) bleken van voorspellende betekenis te zijn voor de mate van gewichtsverlies. Voorts bleek dat patiënten die zich lieten opereren in de verwachting dat zij lichamelijk en sociaal actiever zouden worden, meer gewicht verloren dan patiënten die vooral verbetering van hun uiterlijk verwachtten. Bij een derde deel van de patiënten met bevredigend gewichtsverlies ontstond tijdens het jaar na de operatie behoefte aan psychosociale hulp.

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Medische Psychologie: G.Bleijenberg, psycholoog.

Afd. Psychiatrie: B.C.M.Raes, psychiater.

Afd. Algemene Chirurgie: J.G.Heevel, assistent-chirurg.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

's-Gravenhage, april 1986,

Dit artikel van Bleyenberg et al. (1986;693-6) verdient ruime aandacht, niet alleen van klinieken die deze chirurgische behandeling toepassen, doch wellicht ook van de collegae uit de eerste lijn die deze patiënten (willen gaan) verwijzen.

De statistisch significante verbetering van diverse persoonlijkheidsvariabelen in samenhang met het gewichtsverlies is niet een geheel nieuwe waarneming, doch krijgt wel veel reliëf, wanneer men zich realiseert dat deze werd gedaan op basis van maagverdelingen, terwijl vroegere waarnemingen veelal gebaseerd waren op onderzoek, uitgevoerd vóór en na een veel slechtere ingreep, de jejuno-ileale kortsluitingsoperatie, die wegens zijn ernstige en soms levenbedreigende complicaties werd verlaten. Vooral de bevinding dat de persoonlijkheidskenmerken zelfdefensie en rigiditeit een voorspellende waarde bezitten voor de mate van gewichtsverlies kan moeilijk worden overschat en verdient uitgebreide voortgezette toetsing, ook in andere klinieken.

Een vraag aan de auteurs van dit zeer gewaardeerde artikel is deze: achten zij het, gezien het vrij geringe aantal patiënten dat tot dusverre is onderzocht, aannemelijk dat er bij vergroting van het aantal patiënten en voortgezet onderzoek in dezelfde trant nog méér persoonlijkheidsvariabelen van voorspellende waarde zullen blijken te zijn? Is er wellicht al een trend aan te geven van die kenmerken die voor de status van ‘gewichtsverliesvoorspeller’ in aanmerking komen? De achtergrond van deze vraag is uiteraard een bij uitstek praktische: het vanuit Nijmegen beschreven psychologische onderzoek is zeer uitvoerig en wellicht niet in zijn geheel noodzakelijk.

J. Bender

Nijmegen, mei 1986,

Wij zijn collega Bender erkentelijk voor zijn reactie. Eerder hebben wij in dit tijdschrift (1985;2027-31) gezegd dat een chirurgische behandeling niet de meest gewenste oplossing is voor een niet-chirurgisch probleem. Wanneer toch chirurgisch ingrijpen overwogen wordt, is het van groot belang juist die patiënten te selecteren die de meeste kans hebben op een goed resultaat.

Inderdaad zijn onze bevindingen gebaseerd op een vrij gering aantal patiënten met een nog kort vervolgonderzoek. Omdat de gegevens van meer patiënten met een langer vervolgonderzoek nog in bewerking zijn, zijn trends op dit moment moeilijk aan te geven. Mogelijkerwijs blijken dan (ook) andere psychologische variabelen van voorspellende waarde. Een van onze indrukken is dat patiënten met psychische problemen (die door ons niet ernstig genoeg geacht werden voor een negatief advies), moeilijker hun gewichtsdaling kunnen handhaven dan andere patiënten. Zodra wij over meer gegevens beschikken, hopen wij ons uitvoerig psychologisch-psychiatrisch onderzoek te kunnen beperken.

G. Bleijenberg
B.C.M. Raes
J.G. Heevel