Prof.dr. C.B.A.J. Puylaert (1923-2012)

In memoriam
J.H.J. Ruijs
W.P.Th.M. Mali
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:B851

artikel

Op 19 juni 2012, twee dagen na zijn 89e verjaardag, kwam een einde aan het veelzijdige leven van prof.dr. C.B.A.J. (Carl) Puylaert, emeritus hoogleraar Radiologie aan de Universiteit Utrecht. Zijn vader was huisarts in zijn geboorteplaats, Sas van Gent. Zijn leven lang bleef hij dan ook verknocht aan Zeeuws-Vlaanderen, ook al ontwikkelde hij zich – ver van huis – tot een van de meest vooraanstaande radiologen van de 20e eeuw in Nederland.

In 1949, na zijn studie medicijnen bij de (toenmalige) Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, begon hij aan zijn opleiding in het Academisch Ziekenhuis Leiden bij professor Steenhuis, later bij professor Van Kuijk. Toen de laatste in 1952 vertrok naar de Erasmus Universiteit in Rotterdam, werd Puylaert zelf opleider en conservator aldaar.

Per 1 februari 1955 werd hij benoemd tot radioloog in het St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg. Dat was het begin van een zeer actieve periode van bestuurlijke en radiologische aard. In die tijd moest hij vooral opkomen voor de zelfstandige positie van de afdeling tegenover de zo invloedrijke internisten. In 1956 volgde zijn promotie op basis van zijn proefschrift ‘Radiological diagnosis of bronchiectasis’ aan de Rijksuniversiteit Leiden bij professor J. Mulder. Een van zijn eerste publicaties gaat over dit onderwerp en is in dit tijdschrift verschenen in 1957. Dat bleek het begin van zijn wetenschappelijke werk over diverse onderwerpen. De meest opvallende daarvan zijn de voordrachten en artikelen over de groei en expansie van de radiodiagnostiek en de daaruit voorvloeiende noodzaak tot adequate aanpassing van de afdeling Radiologie. Later heeft menig radioloog daarmee zijn directie kunnen overtuigen.

De opleiding werd met verve ter hand genomen, waarbij het zogenaamde ‘heilig uur’, waarin elke dag de ‘oogst’ maar ook de missers werden besproken, een vernieuwing was. Deze aanpak had hij vanuit Leiden meegebracht en werd later ingepast in elke Nederlandse opleiding. Ook stimuleerde hij de assistenten, overigens zonder dwang, zich te verdiepen in de vele wetenschappelijke mogelijkheden van het vak, waardoor verscheidene promoties vanuit Tilburg tot stand kwamen.

Niet zonder aarzelingen aanvaardde hij uiteindelijk het dringende verzoek van de Rijksuniversiteit Utrecht zich te voegen bij de kort daarvoor benoemde hoogleraar en oud-leerling A.C. Klinkhamer. Zijn oratie, getiteld ‘Nascitur ex radiis variis lux’ (Uit stralen wordt het inzicht geboren) en gebaseerd op de stichtingsspreuk van de universiteit, vond plaats in 1975. De Utrechtse periode werd gekenmerkt door de ambitie om samen met de inmiddels versterkte staf de afdeling Radiologie van het toenmalige Academisch Ziekenhuis Utrecht weer op de kaart te zetten, zowel intern als in Nederland en de wereld. Hij was actief op de hierboven genoemde terreinen, maar inmiddels legde hij ook mede de grondslag voor de interventieradiologie, te beginnen met de nu zo algemeen aanvaarde dotterprocedures. Hiervoor kreeg hij het erelidmaatschap van de Europese Vereniging voor Interventieradiologie (CRCE). Meer dan 150 voordrachten en 90 publicaties van zijn hand getuigen hiervan en hij begeleidde 12 promoties. Vijf van zijn leerlingen werden hoogleraar.

Zowel in de Tilburgse als in de Utrechtse periode zette hij zich actief in voor zijn specialisme, binnen én buiten de beroepsgroep. Ook bij de Nederlandse Vereniging voor Radiologie (NVvR), met als hoogtepunt het voorzitterschap van 1971-1973. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij werd geëerd met onder meer de erelegpenning (1978) en het erelidmaatschap (1986) door de NVvR en in de VS in 1984 door de prestigieuze Radiological Society of North America (RSNA).

In 1987 vond zijn afscheid plaats met een drukbezocht symposium op 19 juni (!). Het bij die gelegenheid uitgegeven liber amicorum vermeldt niet alleen de indrukwekkende lijst van oud-leerlingen, maar getuigt ook van de grote waardering en het respect van zijn vele vrienden en collegae. Ook tijdens zijn emeritaat bleef hij tot op het laatst grote belangstelling houden voor het wel en wee van de radiologie. Zijn vele oud-leerlingen en collegae blijven hem dankbaar voor zijn visie, zijn steun en de vele adviezen die hij gaf en voor zijn grote wetenschappelijke en maatschappelijke verdiensten.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties