Percutane aortaklepvervanging

Opinie
Arie Pieter Kappetein
Felix Zijlstra
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A3008
Abstract

De chirurgische behandeling van aortaklepstenose heeft inmiddels een ontwikkeling doorgemaakt van meer dan een halve eeuw, zoals blijkt uit een vroege publicatie in dit tijdschrift.1 Anders dan bij de congenitale aortaklepstenose die op jonge leeftijd voorkomt, is percutane behandeling middels ballondilatatie bij volwassenen niet effectief gebleken, zodat kunstklepimplantatie of het gebruik van donorkleppen de enige opties zijn.2

Als een kunstklep wordt geïmplanteerd voordat irreversibele schade aan het myocard is opgetreden en de comorbiditeit bij de patiënt beperkt is, zijn de klinische resultaten en de levensverwachting na de operatie uitstekend, ook bij oudere patiënten.3-5 Recente gegevens over 108.687 chirurgische aortaklepvervangingen tonen een sterfte in de eerste 30 dagen na de ingreep van 2,6% en bij de leeftijdscategorie 80-84 jaar een 30-daagse sterfte van minder dan 5%.5 Toch schat men dat circa 30% van de patiënten met een ernstige symptomatische aortastenose niet verwezen wordt of niet in aanmerking…

Auteursinformatie

Erasmus Medisch Centrum, Thoraxcentrum, Rotterdam.

Afd. Thoraxchirurgie: dr. A.P. Kappetein, cardio-thoracaal chirurg.

Afd. Cardiologie: prof.dr. F. Zijlstra, cardioloog.

Contact prof.dr. F. Zijlstra (f.zijlstra.1@erasmusmc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 8 december 2010

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Hartfalen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

In reactie op het artikel van collega’s Kappetein en Zijlstra aangaande het plaatsen van  percutane aortakleppen het volgende. In hun laatste alinea roepen zij op tot een multi-disciplinair onderzoek waarbij gekeken moet worden naar de daaraan gerelateerde morbiditeit en mortaliteit en zou daar nog graag het volgende over aan toe willen voegen . Zoals bij alle ingrepen bestaat ook hier het risico op post-operatieve infecties. De consequenties van het optreden van een infectie aan een geïmplanteerde kunstklep zijn groot. Deze infecties zijn moeilijk te behandelen en vaak kan niet worden volstaan met antibiotische therapie alleen maar zal een chirurgisch interventie plaats moeten vinden. De richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) stellen in algemeenheid dat er bij implantatie van kunstmaterialen, afhankelijk van de duur van de ingreep en de grootte van de inclusie, sprake moet zijn van een OK klasse 2 dan wel OK klasse 1. Nu worden hartcatheterisaties vaak gedaan op een behandelkamer. Uit bovenstaande volgt echter dat een behandelkamer zonder luchtbeheersing niet voldoet voor een ingreep als het plaatsen van een percutane aortaklep. Wij zouden er voor willen pleiten dat bij het beoordelen van de kwaliteit van het centrum dat deze ingrepen doet, de infectiepreventie maatregelen een onderdeel zijn van deze beoordeling. Een eenduidige richtlijn waaraan de hygiënische omstandigheden voor dergelijke ingrepen moeten voldoen en in welke classificatie van ruimten dit kan worden uitgevoerd, is hiervoor natuurlijk een voorwaarde. Voor een kunstklependocarditis geldt immers “Voorkomen is beter dan genezen”.

 

M. W. H. Wulf, arts microbioloog, Catharina Ziekenhuis Eindhoven,

Dr. J. J. Koolen, cardioloog Catharina Ziekenhuis Eindhoven,

Dr. G. Vos, arts microbioloog Erasmus MC Rotterdam

Deze reactie van de collegae Wulf, Koolen en Vos is een zeer relevante aanvulling op ons artikel over percutane klepvervanging die we volledig onderschrijven: deze ingrepen dienen uitsluitend  te worden uitgevoerd met optimale luchtbehandeling en infectiepreventie.

Felix Zijlstra, hoofd afdeling cardiologie, Erasmus MC