Partiële leverresecties: sterfte, morbiditeit en risicofactoren voor postoperatieve complicaties bij 133 patiënten/137 operaties; Universitair Medisch Centrum Utrecht, 1991/'00

Onderzoek
B. Fioole
M.S.L. Liem
A. Hennipman
I.H.M. Borel Rinkes
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:210-3
Abstract

Samenvatting

Doel

Evaluatie van de resultaten van partiële leverresecties voor zowel benigne als maligne afwijkingen en bepaling van risicofactoren voor het ontstaan van complicaties.

Opzet

Descriptief, retrospectief.

Methode

Alle achtereenvolgende partiële leverresecties verricht in de periode januari 1991-oktober 2000 in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht werden geëvalueerd voor wat betreft pre-, peri- en postoperatieve parameters. Risicofactoren werden vastgesteld door middel van een univariate analyse en een multipele logistische-regressieanalyse. 5-jaarsoverleving werd berekend met de Kaplan-Meier-methode.

Resultaten

Er ondergingen 133 patiënten (71 mannen en 62 vrouwen met een mediane leeftijd van 58 jaar (uitersten: 17-79)) 137 resecties voor benigne (n = 29) en maligne (n = 108) leverafwijkingen. Er werden 74 ingrepen (54) beschouwd als grote resecties. Bloedtransfusies waren noodzakelijk bij 97 resecties (71). Er waren 43 complicaties gesignaleerd bij 32 patiënten (32/137; 23). Er waren 8 patiënten overleden door postoperatieve complicaties (8/137; 5,8). Onafhankelijke risicofactoren voor het ontstaan van postoperatieve complicaties bleken een grote resectie (oddsratio (OR): 3,6) en meer dan 2 perioperatieve eenheden erytrocytenconcentraat (OR: 5,0). De belangrijkste indicatie voor partiële leverresectie waren colorectale metastasen (n = 69). De 5-jaarsoverleving na resectie van colorectale levermetastasen bedroeg 38 (95-BI: 21-54) met een ziektevrije 5-jaarsoverleving van 25 (10-41). De postoperatieve sterfte in deze groep was 2,9.

Conclusie

Na partiële leverresecties voor benigne en maligne afwijkingen was de sterfte 5,8 en de morbiditeit 23. De kans op postoperatieve morbiditeit hing samen met het perioperatief benodigde aantal eenheden erytrocytenconcentraat en de grootte van de resectie.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Heelkunde, Heidelberglaan 100, 3584 CX Utrecht.

B.Fioole, assistent-geneeskundige; dr.M.S.L.Liem, assistent-geneeskundige en epidemioloog; dr.A.Hennipman en dr.I.H.M.Borel Rinkes, chirurgen.

Contact dr.I.H.M.Borel Rinkes (i.h.m.borelrinkes@chir.azu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties