Parkinsonmiddelen

A.L. Staal-Schreinemachers
J.P.W.F. Lakke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:228-30

Inleiding

Bij de ziekte van Parkinson is in de basale ganglia de balans van de neurotransmitterketen acetylcholine (ACh) en dopamine (DA) verstoord. Dit wordt veroorzaakt door progressieve degeneratie van dopaminergische cellen in de substantia nigra met als gevolg een overheersing van de cholinergische activiteit. De oorzaak van het verdwijnen van DA-cellen is onbekend, pas als 80 van het totale aantal van circa 40.000 DA-cellen is verdwenen, treden verschijnselen op. De voortschrijding van het degeneratieproces wisselt sterk van persoon tot persoon. Ook van andere neurotransmitters (o.a. noradrenaline en serotonine) kan deficiëntie bestaan, maar voor de behandeling heeft dit tot nu toe…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Neurologische Kliniek, Werkgroep Extrapyramidale Bewegingsstoornissen, Oostersingel 59, 9713 EZ Groningen. A.L.Staal-Schreinemachers; dr.J.P.W.F.Lakke, neuroloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, maart 1987,

In dit lezenswaardige artikel van Staal-Schreinemachers en Lakke komt een belangrijke en voor de argumentatie essentiële zinsnede voor: ‘Argumenten tegen vroeg beginnen met de behandeling met levodopa worden steeds verder ontkracht’ (1987;228-30). In feite wordt gepleit voor vroeg beginnen met levodopasuppletie. Er zijn ons inziens echter zeer veel argumenten om deze levodopatherapie juist uit te stellen. De belangrijkste zijn:

1. De bijwerkingen zijn moeilijk te bestrijden – vaak ten koste van een toename van de parkinsonverschijnselen – en komen voor bij die patiënten bij wie het gunstige effect van de levodopa vermindert, het zogenaamde long term levodopa syndrome.1

2. In een later stadium van de ziekte van Parkinson is levodopa even effectief als in het beginstadium.

3. Responsfluctuaties kunnen niet of niet alleen worden verklaard door natuurlijke progressie van de ziekte van Parkinson.2-4 Hiermee wordt aangetoond dat werking en nevenwerking van levodopa na langdurig gebruik afhankelijk zijn geworden van farmacokinetische factoren, die de sterk fluctuerende levodopaspiegels in het serum bepalen.

4. Levodopa dankt zijn werkzaamheid voor een zeer groot gedeelte aan een dopamine-postsynaptische hypersensitiviteit; ten gevolge van jarenlange therapie met levodopa wordt een subsensitiviteit van deze postsynaptische receptoren voor dopamine geïnduceerd: met als gevolg de verminderde werkzaamheid van levodopa (‘self limiting drug’).45

5. Na ‘release’ in de synapsspleet heeft dopamine invloed op de presynaptische dopaminereceptoren, waardoor de activiteit van tyrosine-hydroxylase wordt geremd. Dit enzym is nu juist verantwoordelijk voor de synthese van het endogene dopamine.6

6. Door het exogene dopamine ontstaan meer metabolieten van het dopamine (vrije radicalen en zogenaamde auto-oxidatieprodukten), die cytotoxisch kunnen zijn voor de cellen van het nigrostriale baansysteem. De metabolieten kunnen de al aanwezige degeneratie in dit neuronale baansysteem versterken.

7. De cerebrale mono-amine-oxydase-activiteit stijgt bij toenemen van de leeftijd, zowel bij gezonde personen als bij patiënten met ziekte van Parkinson. Door langdurige therapie met levodopa ontstaat een extra hoeveelheid van eerder genoemde cytotoxische metabolieten, die de degeneratie van het nigrostriatale baansysteem kunnen versnellen.7

8. Therapie met levodopa in combinatie met een perifere decarboxylaseremmer (combinatietherapie), kan ertoe leiden dat de cerebrale mono-amine-oxydase-activiteit nog extra stijgt,8 waardoor de afbraak van het zojuist gesynthetiseerde dopamine wordt versneld of versterkt, hetgeen een averechts effect betekent voor de biologische beschikbaarheid van het nieuwe dopamine. Mogelijk dat dit een rol speelt bij het frequenter voorkomen van fluctuaties bij levodopatherapie in combinatie met een perifere decarboxylaseremmer.9 Waarschijnlijk zullen bij de gezochte dopa-sparende therapie de mono-amine-oxydase-(MAO)-B-remmers in dit opzicht een beslissende rol gaan spelen, mogelijk in combinatie met behandeling met dopamine-agonisten. In Nederland zijn deze MAO-B-remmers nog niet in de handel, maar registratie is wel aangevraagd in Nederland, internationaal is er al zeer veel onderzoek mee gedaan en gunstige effecten van zo'n dopasparende therapie zijn bevestigd.71011

Wij hopen meer inzicht en achtergronden te hebben gegeven die kunnen leiden tot een rationele en op lange termijn succesvolle palliatieve farmacotherapie bij de ziekte van Parkinson.

E.N.H. Jansen
J.D. Meerwaldt
G.J. de Jong
Literatuur
  1. Yahr MD. Limitations of long term use of antiparkinson drugs. Can J Neurol Sci 1984; 11: 191-4.

  2. Mayeux R, Stern Y, Mulvey K, Cote L. Reappraisal of temporary levodopa withdrawal (‘drug holiday’) in Parkinson's disease. N Engl J Med 1985; 313: 724-8.

  3. Quinn N, Parkes JD, Marsen CD. Control of on-off phenomenon, by continuous intravenous infusion of levodopa. Neurology 1984; 34: 1131-6.

  4. Obeso JA, Luquin MR, Martinez-Lage JM. Lisurid infusion pump: A device for the treatment of motor fluctuations in Parkinson's disease. Lancet 1986; i: 467-70.

  5. Hornykiewicz O. Brain neurotransmitter changes in Parkinson's disease. In: Marsden CD, Fahn S, eds. Movement disorders. London: Butterworth, 1982: 41-58.

  6. Lee T, Seeman P, Rajput A. Receptor basis for dopaminergic supersensitivity in Parkinson's disease. Nature 1978; 273: 59-61.

  7. Birkmayer W, Knoll J, Riederer P, Youdim V, Hars V, Marton J. Deprenyl in Parkinson's disease. J Neural Transm 1985; 64: 113-27.

  8. Oxenkrug GF, McIntry IM, Hork EA. Differential effect of carbidopa on the concentration of rat pineal and hypothalamic idolaemines. J Pineal Res 1984; 1: 359-453.

  9. Jong GJ de, Meerwaldt JD. Response variations in the treatment of Parkinson's disease. Neurology 1984; 34: 1507-9.

  10. Lees AJ, Shaw KM, Kohout LJ, Stern GM, Elsworth JD, Sandler M. Deprenyl in Parkinson's disease. Lancet 1977; ii: 791-6.

  11. Yahr MD, Mendoza MR, Moros D, Bergmann KJ. Treatment of Parkinson's disease in early and late phases: use of pharmacological agents with special reference to Deprenyl. Acta Neurol Scand 1983; suppl 95: 95-102.

A.
Staal-Schreinemachers

Groningen, april 1987,

Naar aanleiding van de reactie van de collegae Jansen et al. zouden wij alleen graag naar het artikel van Quinn et al. in The Lancet willen verwijzen, waarin o.a. het volgende staat: ‘The decision when to start levodopa depends, not on theoretical issues, but upon the needs of the individual patient. Viewed in this light, the debate over early versus late initiation of levodopa therapy is not as polarised as it might appear.’1 Ook wij benadrukken dat de therapiekeuze individueel gericht moet zijn en dit kan vroeg beginnen met levodopa inhouden.

A. Staal-Schreinemachers
J.P.W.F. Lakke
Literatuur
  1. Quinn N, Critchley P, Parkes D, Marsden CD. When should levodopa be started? Lancet 1986; ii: 985-6.