Over hyperthermie en wiegedood

Klinische praktijk
J.H. Hoekstra
J.P.W. van den Bergh
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2513-5

Dames en Heren,

Wiegedood is het plotseling en onverwacht overlijden van een klein kind. Meestal treedt wiegedood op in het eerste levensjaar, een enkele keer in het tweede. Het gaat hierbij om het klinische verschijnsel van een, zowel in de ogen van ouders als van artsen, plotseling en onverwacht overlijden. Deze beoordeling blijft echter voor een deel subjectief. Men krijgt namelijk te maken met de dood van een kindje zonder duidelijke ziektegeschiedenis of verschijnselen van een alarmerende toestand voordien. Overweldigd door de calamiteit zegt men dat het kindje tevoren goed gezond was. Vaak is dit niet zonder meer juist. Bij nauwkeurig navragen blijkt dan dat er toch iets geweest is, bijvoorbeeld een lichte virale luchtweginfectie, een achterblijven in de groei of onvoldoende gebruik van voeding. Daar staat tegenover dat dit soort verschijnselen bij jonge kinderen wel vaker wordt gezien.

Op zoek naar een verklaring heeft men vooral vanaf 1970 veel…

Auteursinformatie

Groot Ziekengasthuis, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 90153, 5200 ME 's-Hertogenbosch.

J.H.Hoekstra, kinderarts; J.P.W.van den Bergh, co-assistent.

Contact J.H.Hoekstra

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 1991,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de klinische les van Hoekstra en Van den Bergh (1990: 2513-5). Vanuit onze deskundigheid op het gebied van hyperthermie in de oncologie, kunnen wij nog verdere argumenten aanvoeren, die de reeds door de auteurs genoemde ondersteunen, dat hyperthermie een potentiële risicofactor is die aanleiding kan geven tot wiegedood.

In de thermofysiologie wordt hyperthermie aangeduid als de toestand waarbij de lichaamstemperatuur van een organisme dat zijn temperatuur regelt, boven het voor deze soort normale ingestelde gebied komt. In de hyperthermie-oncologie worden met de term hyperthermie in het algemeen temperaturen tussen 41 en 46°C bedoeld, omdat die tot celdood in de tumor kunnen leiden. Toevoeging van hyperthermie aan radiotherapie kan een aanzienlijke therapeutische winst opleveren.12 In het verleden werd hyperthermie veelal toegepast als totale lichaamsverwarming bij temperaturen tot maximaal 41,8°C gedurende 2 uren. Daar het percentage morbiditeit betrekkelijk hoog bleek te zijn, wordt totale lichaamsverwarming nu nog slechts op beperkte schaal toegepast. Een opvallend aspect hierbij is dat met de huidige methoden het hoofd buiten het verwarmingsveld wordt gehouden. Dankzij de enorme technische vooruitgang is het tegenwoordig ook mogelijk diepe hyperthermie lokaal toe te passen.

Literatuurgegevens laten zien dat een te hoge warmtedosis ernstige gevolgen kan hebben. Zij bevestigen daarmee de waarnemingen van Hoekstra en Van den Bergh bij zuigelingen bij wie de lichaamstemperatuur was opgelopen tot boven 41°C. Het optreden van neurologische complicaties als coma en apathie zijn ons inziens te verklaren uit overschrijding van de warmtetolerantie van het centraal zenuwstelsel. Ook uit experimentele studies, zoals o.a. verricht op ons laboratorium, is gebleken dat het centraal zenuwstelsel een van de meest warmtegevoelige orgaansystemen is.3 Wij kunnen beamen dat het koelen via de hoofdhuid van groot belang kan zijn. Uit de thermofysiologische literatuur is bekend dat de hersenen tijdens hyperthermie selectief minder warm kunnen worden gehouden dan de rest van het lichaam. Daarbij speelt de bloeddoorstroming door het aangezicht een cruciale rol.4 Dit beschermingsmechanisme van de hersenen geeft bovendien de mogelijkheid voor het gebruik van externe koelingsmethoden. Hiervan wordt bij oncotherapeutische toepassing van hyperthermie ook gebruik gemaakt. De stelling van de auteurs dat rugligging bij zuigelingen te prefereren is boven buikligging, juist vanwege koeling via de hoofdhuid, wordt door ons volledig onderschreven.

P. Sminia
J. Haveman
D. Gonzàlez Gonzàlez
Literatuur
  1. Gonzàlez Gonzàlez D, Zee J van der. Tien jaar ervaring met klinische toepassing van hyperthermie in Nederland. In: Van radicaal tot primaat. Rijswijk: Nederlandse Vereniging voor Radiobiologie, 1989: 157-66.

  2. Haveman J. Op weg naar de klinische toepassing van hyperthermie bij de behandeling van kanker. In: Van radicaal tot primaat. Rijswijk: Nederlandse Vereniging voor Radiobiologie, 1989: 149-56.

  3. Sminia P. The sensitivity of the rat spinal cord to hyperthermia alone or combined with radiotherapy. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1990. Proefschrift.

  4. Brinnel H, Nagasaka T, Cabanac M. Enhanced brain protection during passive hyperthermia in humans. Eur J Appl Physiol 1987; 56: 540-5.

's-Hertogenbosch, februari 1991,

De collegae Sminia, Haveman en Gonzàlez Gonzàlez geven vanuit hun vakgebied een aanvulling op onze klinische les. In een recent onderzoek werd gebruik gemaakt van thermografische fototechniek ter beoordeling van de thermoregulatie van zuigelingen.1 Hierbij werden aanwijzingen gevonden dat bij dreigende hyperthermie afkoeling via hoofdhuid en handen van groot belang is. De zuigeling maakt hiervan ook actief gebruik door zijn lichaamshouding al slapend zo te veranderen dat deze huidoppervlakten in grootte variëren. Vele ouders zijn zich deze zaken instinctief al sinds lange tijden bewust: door de huid van hoofd en handen aan te raken weten ze of hun kind een goede omgevingstemperatuur en toedekking heeft.

J.H. Hoekstra
J.P.W. van den Bergh
Literatuur
  1. Anderson ES, Wailoo MP, Peterson SA. Use of thermographic imaging to study babies sleeping at home. Arch Dis Child 1990; 65: 1266-7.