Orgaandonatie in een algemeen ziekenhuis

Onderzoek
Chr. van der Werken
P. van Hellenberg Hubar
A.C.M. Leyten
M.J.E. van Puijenbroek
E.C. van de Vecht
Th.J.M.V. van Vroonhoven
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1601-3
Abstract

Samenvatting

Er bestaat in ons land een groot tekort aan donororganen voor transplantatie. Aangenomen wordt dat veel potentieel beschikbare organen verloren gaan door onvoldoende alertheid. Wij verrichtten een retrospectief onderzoek naar de resultaten van de procedure tot het verkrijgen van toestemming tot postmortaal donorschap. Van de patiënten die in de periode 1983-1987 op de afdeling Intensive Care overleden, werd nagegaan of zij aan de gangbare selectiecriteria voor donorschap voldeden. Volgens deze criteria kwamen 104 van 531 overleden patiënten in aanmerking. De oorzaak van overlijden was bij 71 een ongeval met irreversibel hersenletsel, bij 29 een cerebrovasculair accident, bij 3 een primaire hersentumor en bij 1 een intoxicatie. De donatieprocedure werd geëffectueerd bij 53 overledenen. Bij 20 overledenen werd door de nabestaanden toestemming geweigerd en bij 12 stuitte de procedure op onoverkomelijke praktische en technische problemen. Bij 19 overleden patiënten werd niet om toestemming tot postmortaal donorschap gevraagd. Dank zij een geprotocolleerde en multidisciplinaire aanpak van de procedure tot verkrijging van toestemming voor postmortaal donorschap daalde in de onderzochte periode het percentage waarbij niet om deze toestemming werd gevraagd, van 37 naar 3.

Grotere alertheid van betrokkenen op de mogelijkheden van postmortale orgaandonatie en een goede organisatie resulteren in een toenemend aantal te transplanteren organen, waardoor een nijpend tekort belangrijk kan worden teruggebracht.

Auteursinformatie

St.Elisabeth Ziekenhuis, Postbus 90151, 5000 LC Tilburg.

Afd. Chirurgie: dr.Chr.van der Werken en prof.dr.Th.J.M.V.van Vroonhoven (thans: Academisch Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Utrecht), chirurgen; P.van Hellenberg Hubar, assistent-geneeskundige.

Afd. Neurologie: A.C.M.Leyten, neuroloog.

Afd. Interne Geneeskunde: mw.M.J.E.van Puijenbroek, internist.

Mw.E.C.van de Vecht, transplantatiecoördinator, regio-Nijmegen-Utrecht.

Contact dr.Chr.van der Werken

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leiden, augustus 1990,

Van der Werken et al. beschreven voor Tilburg hoe met een geprotocolleerde aanpak van het denken aan postmortale orgaandonatie het vergeten erom te vragen aanzienlijk kan verminderen (1990;1601-3). Staat in dit protocol ook dat wanneer de nabestaanden toestemming weigeren altijd de huisarts van de overledene (rechtstreeks of via zijn waarneemgroep, daar dit zich vaak op ongelegen uren zal afspelen) moet worden ingelicht over de weigering? Tweemaal is het mij in de loop der jaren gelukt in een dergelijke situatie door een gesprek met de familie de weigering alsnog om te zetten in een toestemming. Hoe tactisch de vraag in het ziekenhuis ook gesteld mag worden, sommige nabestaanden ‘klappen hierdoor volledig dicht’ of wantrouwen de bedoeling van het ziekenhuis. De huisarts is soms in een gunstiger vertrouwenspositie om het verzoek toe te lichten en alsnog instemming te verkrijgen.

Wellicht kan het grote tekort aan orgaandonaties verder worden teruggebracht indien in ieder ziekenhuisprotocol bij de paragraaf over geen toestemming verlenen een aantekening wordt geplaatst over de mogelijkheden de huisarts in te schakelen op dat moment.

J.D. Mulder
Chr.
van der Werken

Tilburg, september 1990,

Collega Mulder wijst ons, terecht, op de mogelijkheid om de huisarts te betrekken bij gesprekken met nabestaanden van een potentiële orgaandonor, met name indien dezen toestemming tot orgaandonatie weigeren. In principe wordt door ons de mening van de familieleden gerespecteerd. In deze delicate situatie willen wij voorkomen dat familieleden zich te veel onder druk gezet voelen. Desondanks hebben ook wij in het verleden incidenteel, en soms met succes, dankbaar van de hulp van de eigen huisarts gebruik gemaakt. Het inschakelen van een waarnemend huisarts lijkt ons minder gewenst, aangezien deze niet de bijzondere vertrouwensrelatie heeft die in dit geval noodzakelijk is om een eventueel wantrouwen tegen ziekenhuis en vragende specialisten weg te nemen. Het eventueel inschakelen van de eigen huisarts kan ons inziens zeker in het protocol worden opgenomen.

Chr. van der Werken
A.C.M. Leijten
M.J.E. van Puyenbroek