Samenvatting
Doel
Het bepalen van zowel de bruikbaarheid als de opbrengst in termen van cardiovasculaire risicofactoren van het zelf laten meten van de buikomvang door ogenschijnlijk gezonde mensen. Tevens onderzochten wij de prevalentie van het metabool syndroom in een patiëntenpopulatie van 20-69-jarigen in IJsselstein.
Opzet
Cross-sectionele screeningsstudie.
Methode
Alle patiënten van de Medische Maatschap IJsselstein van 20-69 jaar die niet bekend waren wegens diabetes mellitus, hypertensie of dyslipidemie (n = 11.862) kregen via de huisartsenpraktijk een meetlint met instructie opgestuurd met het verzoek hun middelomtrek te meten. Mensen met een verhoogde middelomtrek (> 88 of 102 cm voor vrouwen respectievelijk mannen) werden uitgenodigd voor onderzoek om vast te stellen of zij voldeden aan de NCEP-ATP-III-criteria voor het metabool syndroom. In combinatie met dossieronderzoek bij mensen die reeds bekend waren met risicofactoren voor hart- en vaatziekten werd de prevalentie van het metabool syndroom vastgesteld.
Resultaten
Het totale responspercentage bedroeg 62%. De intraklassecorrelatie tussen de waarde van de middelomtrek gemeten door de deelnemer en die gemeten door de onderzoeker was 0,80 (p < 0,05). Onder 1721 mensen met een zelfgemeten verhoogde middelomtrek werden 473 nieuwe gevallen van het metabool syndroom opgespoord. 40% van hen was jonger dan 45 jaar. De totale prevalentie bij mensen met een leeftijd van 20-69 jaar in IJsselstein was 15,5%. Van slechts 39% van de mensen met metabool syndroom was bekend dat zij risicofactoren hadden.
Conclusie
Een vanuit de huisartsenpraktijk opgezette screening op het metabool syndroom door als eerste stap mensen zelf thuis hun middelomtrek te laten meten, blijkt goed uitvoerbaar en betrouwbaar. Door deze vorm van populatiescreening wordt ook een aanzienlijke groep mensen jonger dan 45 jaar met een verhoogd cardiovasculair risico opgespoord.
Reacties