Onvoldoende deelname aan preventieprogramma's voor zuigelingen door Turkse, Marokkaanse, Chinese en Vietnamese ouders in de grote steden

Onderzoek
R.A. Hirasing
G.H. Verrips
R.J.F. Burgmeijer
S.P. Verloove-Vanhorick
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:2726-30
Abstract

Samenvatting

Doel

De deelname vaststellen aan een aantal effectieve preventieprogramma's voor zuigelingen van Turkse, Marokkaanse, Chinese en Vietnamese inwoners van de vier grote steden in Nederland.

Opzet

Enquête.

Plaats

Consultatiebureaus in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

Methode

Door medewerkers van consultatiebureaus werd in 1994 194 Turkse en 158 Marokkaanse ouders verzocht aan het onderzoek mee te werken: de respons was respectievelijk 142 (73) en 104 (66). Via Chinese en Vietnamese interviewsters werden 44 ouders van Chinese en 75 van Vietnamese zuigelingen bereid gevonden deel te nemen. De ouders van alle kinderen werd door vooraf geïnstrueerde interviewers een aantal gestructureerde vragen in hun eigen taal voorgelegd over vitamine (A)D- en K-gebruik en over vaccinatie tegen difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis (DKTP) en met BCG-vaccin.

Resultaten

Alleen flesvoeding kreeg 18 van de Turkse, 43 van de Marokkaanse, 71 van de Chinese en 51 van de Vietnamese kinderen. Van alle kinderen kreeg 82 vitamine (A)D, de Marokkaanse kinderen het vaakst en de Vietnamese het minst. Van de met de borst gevoede kinderen kreeg 65 vitamine K, de Turkse kinderen het vaakst. De DKTP-vaccinatiegraad (1e, 2e en 3e enting) bij de Turkse, Vietnamese en Chinese kinderen kwam overeen met die van Nederlandse kinderen, maar 1 op de 5 Marokkaanse kinderen was volgens de ouders niet gevaccineerd. De BCG-vaccinatiegraad was bij de Turkse (55) en bij de Marokkaanse kinderen (42) te laag. Van de moeders zei 27 gevaccineerd te zijn tegen rodehond; 2 had een bewijs van vaccinatie.

Conclusie

Deelname van de vier groepen buitenlandse kinderen aan de onderzochte effectieve preventieprogramma's was onvoldoende. Tijdens het contact van gezondheidswerkers met deze groepen dient altijd de deelname aan preventieprogramma's te worden nagegaan. Ondersteuning met specifiek te ontwikkelen voorlichtingsmateriaal moet onderzocht worden.

Auteursinformatie

TNO Preventie en Gezondheid, divisie Collectieve Preventie, Postbus 2215, 2301 CE Leiden.

Dr.R.A.Hirasing, kinderarts-jeugdarts; dr.G.H.Verrips, psycholoog; mw.prof.dr.S.P.Verloove-Vanhorick, kinderarts.

Landelijke Vereniging Thuiszorg, Bunnik.

R.J.F.Burgmeijer, jeugdarts.

Contact dr.R.A.Hirasing

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties