Nieuwe ontwikkelingen in de cardiovasculaire embryologie. II. De ontwikkeling van het geleidingssysteem en de betekenis ervan voor het begrijpen van aangeboren hartafwijkingen

Klinische praktijk
A.F.M. Moorman
W.H. Lamers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:2509-16

Zie ook het artikel op bl. 2503.

Inleiding

Zoals uiteengezet in het vorige artikel functioneert het embryonale hart zonder kleppen en zonder een geleidingssysteem.1 Zo'n hart kan beschouwd worden als een buisvormige pomp, bestaande uit twee in serie geschakelde ruimten, het embryonale atrium en de embryonale ventrikel (figuur 1). Rondom de kleine curvatuur kunnen de verschillende compartimenten niet goed van elkaar worden onderscheiden. Instroomkanaal, atrioventriculair kanaal en uitstroomkanaal bestaan uit ‘primair’ myocard. Het embryonale atrium staat geheel boven de embryonale linker ventrikel en het uitstroomkanaal geheel boven de embryonale rechter ventrikel. Gecombineerde immunohistochemische en elektrofysiologische onderzoeken hebben laten zien dat het snel geleidende werkmyocard van de atriale en de ventriculaire ruimten wordt geflankeerd door het langzaam geleidende primaire myocard van de aangrenzende segmenten. Deze afwisseling van langzaam en snel geleidende segmenten is essentieel voor het functioneren van het embryonale hart. De langzaam geleidende segmenten functioneren als sfincter en…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Cardiovasculair Research Instituut Amsterdam (CRIA), vakgroep Anatomie en Embryologie, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.A.F.M.Moorman en prof.dr.W.H.Lamers, anatomen-embryologen.

Contact dr.A.F.M.Moorman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties