Nieuwe ontwikkelingen in de antifungale therapie: fluconazol, itraconazol, voriconazol, caspofungine

J.W. van 't Wout
E.J. Kuijper
P.E. Verweij
B.J. Kullberg
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:1679-84
Abstract

Samenvatting

- Het azolpreparaat voriconazol en de echinocandine caspofungine zijn recent geregistreerd voor de behandeling van invasieve mycosen.

- Fluconazol is nog steeds het middel van keuze bij candidemie, tenzij er sprake is van een infectie met één van de fluconazolresistente stammen, zoals Candida krusei en sommige stammen van Candida glabrata. In die gevallen is caspofungine een logisch alternatief, evenals bij patiënten die geen azolen verdragen in verband met bijwerkingen of interacties.

- Voriconazol is het middel van keuze bij ernstige invasieve Aspergillus-infecties.

- Voor lichte of chronisch verlopende Aspergillus-infecties is itraconazol een goed alternatief.

- De rol van conventionele amfotericine B lijkt langzamerhand uitgespeeld.

- Gezien de hoge kosten van de aan lipiden gekoppelde vormen van amfotericine B zullen deze middelen veelal gereserveerd worden voor die patiënten die noch conventionele amfotericine, noch één van de nieuwere middelen kunnen verdragen en voor de behandeling van zygomycose.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Leids Centrum voor Infectieziekten, Gebouw 1, C5P, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Afd. Infectieziekten: hr.dr.J.W.van ’t Wout, internist-infectioloog.

Afd. Medische Microbiologie: hr.dr.E.J.Kuijper, arts-microbioloog.

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmeegs Universitair Centrum voor Infectieziekten, Nijmegen.

Afd. Medische Microbiologie: hr.prof.dr.P.E.Verweij, arts-microbioloog.

Afd. Algemeen Interne Geneeskunde: hr.prof.dr.B.J.Kullberg, internist-infectioloog.

Contact hr.dr.J.W.van 't Wout (jwvantwout@planet.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Apeldoorn, oktober 2004,

Op intensivecareafdelingen neemt de incidentie van gistinfecties snel toe, terwijl Aspergillus-infecties bij de niet-neutropene intensivecarepatiënt zeldzaam zijn.1 Bij het vermoeden van een Candida-infectie wordt door Van ’t Wout et al. (2004:1679-84) fluconazol als eerstekeuzemiddel aanbevolen. Voor deze voorkeur hebben zij twee argumenten, fluconazol zou even effectief zijn als de voorheen gouden standaard amfotericine B en minder bijwerkingen hebben. Als dit advies wordt opgevolgd, wordt meer dan de helft van de patiënten met een Candida-infectie een inadequate therapie gegeven, omdat ruim 50% van de gistinfecties wordt veroorzaakt door ‘non-albicans’-Candida-soorten, die verminderd of ongevoelig zijn voor fluconazol.2 Pas na determinatie, hetgeen door de trage groei van Candida-soorten 36-48 h duurt, kan worden overgegaan op een wel effectieve behandeling. Resistentie tegen amfotericine B komt daarentegen niet voor. Het onmiddellijk toedienen van de juiste antimicrobiële middelen aan ernstig zieke patiënten is van groot belang, omdat een initieel adequate antimicrobiële therapie leidt tot een significante vermindering van de sterfte.

Zowel Van ’t Wout et al. als Oude Lashof en Kullberg (2004:1665-8) verzuimen te vermelden dat ook fluconazol bijwerkingen heeft,3 en dat de toxiciteit van amfotericine B aanzienlijk wordt verminderd door het toedienen van dit middel via continue infusie.4 Fluconazol is duurder dan amfotericine B, respectievelijk € 38,– en € 14,– per dag.

Twee studies, een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek naar caspofungine en een in een supplement en in abstractvorm gepubliceerd onderzoek over voriconazol, moeten ons overtuigen caspofungine of voriconazol te gebruiken bij invasieve gistinfecties veroorzaakt door non-albicans-gisten.2 5 Beide middelen lijken veiliger, maar zijn niet effectiever dan het intermitterend toegediend amfotericine B voor het reduceren van morbiditeit en sterfte ten gevolge van invasieve gistinfecties. Een tekortkoming van beide studies is het ontbreken van discussie over resistentieontwikkeling tijdens de behandeling. Mogelijk is het daarvoor nog te vroeg, omdat over het algemeen pas na een aantal jaren duidelijk wordt in hoeverre resistentie tegen een nieuw antimicrobieel middel ontstaat. Duidelijk is wel dat de nieuwe middelen aanzienlijk duurder zijn. Een groot bezwaar van de caspofunginestudie is dat het onderzoek en een aanzienlijk aantal van de auteurs werden betaald door de producenten van dit middel, hetgeen ten koste kan gaan van de betrouwbaarheid van de resultaten.6

De financiële banden tussen Oude Lashof en Kullberg en de producenten van de nieuwe antifungale middelen komen de geloofwaardigheid van hun advies amfotericine B te verwijderen uit het therapeutisch arsenaal ten faveure van de nieuwe antifungale middelen voor de behandeling van invasieve gistinfecties niet ten goede. Wij zullen dit advies dan ook niet opvolgen. Onze grootouders zeiden het reeds: men moet geen oude schoenen weggooien voor men nieuwe heeft.

J.H. Rommes
P.E. Spronk
H.K.F. van Saene
Literatuur
  1. Wisplinghoff H, Bischoff T, Tallent SM, Seifert H, Wenzel RP, Edmond MB. Nosocomial bloodstream infections in US hospitals: analysis of 24,179 cases from a prospective nationwide surveillance study. Clin Infect Dis 2004;39:309-17.

  2. Mora-Duarte J, Betts R, Rotstein C, Colombo AL, Thompson-Moya L, Smietana J, et al. Comparison of caspofungin and amphotericin B for invasive candidiasis. N Engl J Med 2002;347:2020-9

  3. Donnelly JP, de Pauw BE. Voriconazole – a new therapeutic agent with an extended spectrum of antifungal activity. Clin Microbiol Infect 2004;10 Suppl 1:107-17.

  4. Eriksson U, Seifert B, Schaffner A. Comparison of effects of amphotericin B deoxycholate infused over 4 or 24 hours: randomised controlled trial. BMJ 2001;322:579-82.

  5. Kullberg BJ, Pappas P, Ruhnke M, Viscoli C, Rex JH, Schlamm H, et al. Voriconazole compared to a strategy of amfotericin B followed by fluconazole for the treatment of candidemia in non-neutropenic patients. Clin Microbiol Infect 2004;10 Suppl 3:S41.

  6. Garratini S, Liberati A. The risk of bias from omitted research. BMJ 2000;321:845-6.

J.W.
van ’t Wout

Nijmegen, november 2004,

Collega’s Rommes et al. kiezen voor hun patiënten liever het toxische amfotericine B dan veiligere en effectievere middelen. Hun argumentatie berust op een aantal onjuistheden. Niet ‘ruim 50%’, maar 2-8% van de bij candidemie geïsoleerde stammen is ongevoelig voor fluconazol.1-3 Ook de bewering dat resistentie van Candida-species tegen amfotericine B niet voorkomt, getuigt niet van kennis van zaken: in grote prospectieve studies was tot 2,5% van de stammen ongevoelig voor amfotericine B,1-3 met nauwkeuriger tests zelfs 17%.4 In zowel internationale richtlijnen als standaardwerken worden algoritmen aanbevolen, waarbij de kans op de keuze van niet-werkzame middelen verwaarloosbaar is.5 6 Van het pas na 36-48 h overgaan op effectieve behandeling is dus geenszins sprake. Het zou goed zijn als Rommes et al. zich van deze aanbevelingen op de hoogte stelden.

Op grond van de farmacodynamische eigenschappen van amfotericine B kan de werkzaamheid van continue infusie worden betwijfeld. De effectiviteit hiervan is niet in vergelijkende studies onderzocht, en deze toepassing is dus risicovol en experimenteel.

De grote, prospectieve, gerandomiseerde studies naar caspofungine en voriconazol worden onjuist geciteerd.3 7 Deze middelen ‘lijken’ niet veiliger, maar zijn aangetoond significant veiliger, en waren significant effectiever dan amfotericine B tegen invasieve candidiasis bij evalueerbare patiënten7 respectievelijk tegen sommige Candida- non-albicans-soorten.3 Dat de tweede studie zo recent is dat zij pas als abstract is gepubliceerd en bij de New England Journal of Medicine nog in de reviewfase verkeert, doet niets af aan het daarin significant vaker vóórkomen van levensbedreigende of de opnameduur verlengende bijwerkingen van amfotericine B, zelfs wanneer dat gedurende slechts enkele dagen gegeven werd.3

De opmerkingen over geloofwaardigheid en betrouwbaarheid suggereren onbekendheid van Rommes et al. met de principes van wetenschappelijk toponderzoek. De gerandomiseerde registratiestudies voor nieuwe middelen vinden plaats onder strenge controle door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA), en met samenwerking van registratieautoriteiten, onderzoekers uit de academische wereld, onafhankelijke, geblindeerde ‘data review committees’ en de fabrikant. Terecht worden de honderden miljoenen euro’s per studie grotendeels verhaald op de fabrikant. Ons onderzoek en onze publicaties voldoen in alle opzichten aan de strikte richtlijnen ter uitsluiting van financiële belangenconflicten van de New England Journal of Medicine.8

J.W. van ’t Wout
B.J. Kullberg
A.M.L. Oude Lashof
Literatuur
  1. Ostrosky-Zeichner L, Rex JH, Pappas PG, Hamill RJ, Larsen RA, Horowitz HW, et al. Antifungal susceptibility survey of 2,000 bloodstream Candida isolates in the United States. Antimicrob Agents Chemother 2003;47:3149-54.

  2. Hajjeh RA, Sofair AN, Harrison LH, Lyon GM, Arthington-Skaggs BA, Mirza SA, et al. Incidence of bloodstream infections due to Candida species and in vitro susceptibilities of isolates collected from 1998 to 2000 in a population-based active surveillance program. J Clin Microbiol 2004;42:1519-27.

  3. Kullberg BJ, Pappas P, Ruhnke M, Viscoli C, Rex JH, Schlamm H, et al. Voriconazole compared to a strategy of amphotericin B followed by fluconazole for treatment of candidemia in non-neutropenic patients. Clin Microbiol Infect 2004;10 Suppl 3:S41.

  4. Pfaller MA, Messer SA, Bolmstrom A. Evaluation of Etest for determining in vitro susceptibility of yeast isolates to amphotericin B. Diagn Microbiol Infect Dis 1998;32:223-7.

  5. Pappas PG, Rex JH, Sobel JD, Filler SG, Dismukes WE, Walsh TJ, et al. Guidelines for treatment of candidiasis. Infectious Diseases Society of America. Clin Infect Dis 2004;38:161-89.

  6. Kullberg BJ, Filler SG. Candidemia and disseminated candidiasis. In: Calderone R, editor. Candida and candidiasis. Washington: American Society for Microbiology; 2001. p. 327-40.

  7. Mora-Duarte J, Betts R, Rotstein C, Colombo AL, Thompson-Moya L, Smietana J, et al. Comparison of caspofungin and amphotericin B for invasive candidiasis. N Engl J Med 2002;347:2020-9.

  8. Drazen JM, Curfman GD. Financial associations of authors. N Engl J Med 2002;346:1901-2.

J.M.
van der Klooster

Rotterdam, november 2004,

De titel van het artikel van Oude Lashof en Kullberg (2004:1665-8) suggereert dat amfotericine B binnenkort een plaats krijgt in het historisch museum. In de slotalinea noemen de auteurs enkele kleine indicatiegebieden die nog zouden resteren. Graag willen wij de rol van amfotericine B bij de behandeling van intensivecarepatiënten nader toelichten.

Ten eerste zijn de intraveneuze dagdoseringen van voriconazol en caspofungine respectievelijk 20 en 25 maal duurder dan die van amfotericine B.1 Daarnaast verkleint continue toediening gedurende 24 h de kans op infusiegerelateerde toxiciteit en nefrotoxiciteit aanzienlijk, zonder verlies van effectiviteit.2 Verder willen wij benadrukken dat amfotericine B een belangrijke plaats inneemt bij de preventie van sepsis, urineweginfecties en beademingspneumonie, als onderdeel van selectieve darmdecontaminatie (SDD).3 SDD is gebaseerd op het concept van kolonisatieresistentie: anaërobe micro-organismen beperken de kolonisatie met potentieel pathogene micro-organismen (PPM), zoals aërobe gramnegatieve staven en Candida-species. Het doel van SDD is om potentieel pathogene micro-organismen selectief uit de tractus digestivus te elimineren, terwijl de anaërobe flora zoveel mogelijk intact blijft. Het klassieke SDD-regime behelst de enterale toediening van de niet-resorbeerbare antimicrobiële middelen polymyxine E, tobramycine en amfotericine B (PTA) en parenterale toediening van cefotaxim gedurende de eerste 3 beademingsdagen.

In de Verenigde Staten wordt 9% van de nosocomiale sepsis momenteel veroorzaakt door Candida.4 Kolonisatie en infectie door Candida leiden tot aanzienlijk hogere behandelkosten per intensivecarepatiënt (circa € 8000,– en € 16.000,– respectievelijk), onder meer door een sterk toegenomen behandelduur.5 Aangezien infectie door Candida voorafgegaan wordt door kolonisatie, en deze vrijwel altijd gerelateerd is aan het gebruik van breedspectrumantibiotica, is het voorkómen van kolonisatie essentieel. Uit diverse studies blijkt dat het gebruik van breedspectrumantibiotica met anaërobe dekking (bijvoorbeeld amoxicilline-clavulaanzuur) leidt tot een toegenomen fecale kolonisatie met Candida, in vergelijking met antibiotica met een smaller spectrum (bijvoorbeeld cefalosporinen en quinolonen).6-9

Het klassieke SDD-regime leidt tot een significante reductie van de kans op infecties en beademingspneumonie bij intensivecarepatiënten en daling van de intensivecare- en ziekenhuismortaliteit.5 10 11 SDD is kosteneffectief en leidt niet tot selectie of inductie van resistente micro-organismen.11 12 Voor het beste resultaat van SDD is echter de optimale mix van antimicrobiële middelen nodig, namelijk PTA.13 De aanwezigheid van amfotericine B in de cocktail is cruciaal, omdat ‘SDD’ zonder amfotericine B leidt tot hoge incidenties van Candida-infecties.14 15 Een recent gepubliceerde meta-analyse van 42 SDD-trials met in totaal 6263 patiënten toont dat SDD met amfotericine B leidt tot een significante afname van het risico op kolonisatie en nosocomiale infectie met Candida.16 In dit opzicht is het, ruim 20 jaar na de introductie van SDD, misschien beter om te spreken van ‘amfotericine B als onderdeel van SDD: het begin van een tijdperk’.

J.M. van der Klooster
D.F. Zandstra
Literatuur
  1. Wout JW van ’t, Kuijper EJ, Verweij PE, Kullberg BJ. Nieuwe ontwikkelingen in de antifungale therapie: fluconazol, itraconazol, voriconazol, caspofungine. [LITREF JAARGANG="2004" PAGINA="1679-84"]Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148:1679-84.[/LITREF]

  2. Eriksson U, Seifert B, Schaffner A. Comparison of effects of amphotericin B deoxycholate infused over 4 or 24 hours: randomised controlled trial. BMJ 2001;322:579-82.

  3. Stoutenbeek CP, Saene HK van, Miranda DR, Zandstra DF. The effect of selective decontamination of the digestive tract on colonization and infection rate in multiple trauma patients. Intensive Care Med 1984;10:185-92.

  4. Wisplinghoff H, Bischoff T, Tallent SM, Seifert H, Wenzel RP, Edmond MB. Nosocomial bloodstream infections in US hospitals: analysis of 24,179 cases from a prospective nationwide surveillance study. Clin Infect Dis 2004;39:309-17.

  5. Olaechea PM, Palomar M, Leon-Gil C, Alvarez-Lerma F, Jorda R, Nolla-Salas J, et al. Economic impact of Candida colonization and Candida infection in the critically ill patient. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2004;23:323-30.

  6. Samonis G, Anastassiadou H, Dassiou M, Tselentis Y, Bodey GP. Effects of broad-spectrum antibiotics on colonization of gastrointestinal tracts of mice by Candida albicans. Antimicrob Agents Chemother 1994;38:602-3.

  7. Vlaspolder F, Zeeuw G de, Rozenberg-Arska M, Egyedi P, Verhoef J. The influence of flucloxacillin and amoxicillin with clavulanic acid on the aerobic flora of the alimentary tract. Infection 1987;15:241-4.

  8. Samonis G, Gikas A, Toloudis P, Maraki S, Vrentzos G, Tselentis Y, et al. Prospective study of the impact of broad-spectrum antibiotics on the yeast flora of the human gut. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 1994;13:665-7.

  9. Thomakos N, Maraki S, Liakakos T, Macheras A, Kanavaki S, Marinis E, et al. Effect of cefamandole, cefuroxime and cefoxitin on yeast fecal flora of surgical patients. Chemotherapy 1998;44:324-7.

  10. D’Amico R, Pifferi S, Leonetti C, Torri V, Tinazzi A, Liberati A. Effectiveness of antibiotic prophylaxis in critically ill adult patients: systematic review of randomised controlled trials. BMJ 1998;316:1275-85.

  11. Jonge E de, Schultz MJ, Spanjaard L, Bossuyt PM, Vroom MB, Dankert J, et al. Effects of selective decontamination of digestive tract on mortality and acquisition of resistant bacteria in intensive care: a randomised controlled trial. Lancet 2003;362:1011-6.

  12. Sanchez Garcia M, Cambronero Galache JA, Lopez Diaz J, Cerda Cerda E, Rubio Blasco J, Gomez Aguinaga MA, et al. Effectiveness and cost of selective decontamination of the digestive tract in critically ill intubated patients. A randomized, double-blind, placebo-controlled, multicenter trial. Am J Respir Crit Care Med 1998;158:908-16.

  13. Oudemans-van Straaten HM, Saene HK van, Zandstra DF. Selective decontamination of the digestive tract: use of the correct antibiotics is crucial. Crit Care Med 2003;31:334-5.

  14. Garbino J, Lew DP, Romand JA, Hugonnet S, Auckenthaler R, Pittet D. Prevention of severe Candida infections in nonneutropenic, high-risk, critically ill patients: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial in patients treated by selective digestive decontamination. Intensive Care Med 2002;28:1708-17.

  15. Krueger WA, Lenhart FP, Neeser G, Ruckdeschel G, Schreckhase H, Eissner HJ, et al. Influence of combined intravenous and topical antibiotic prophylaxis on the incidence of infections, organ dysfunctions, and mortality in critically ill surgical patients: a prospective, stratified, randomized, double-blind, placebo-controlled clinical trial. Am J Respir Crit Care Med 2002;166:1029-37.

  16. Silvestri L, Milanese M, Gregori D, Saene HKF van. Impact of SDD on fungal carriage and infection: a meta-analysis. Intensive Care Med 2003;29(Suppl):S128.

Nijmegen, november 2004,

Collega’s Van der Klooster en Zandstra grijpen een artikel over de behandeling van invasieve schimmelinfecties aan om nog eens hun theorie over profylaxe van luchtweginfecties op de intensivecareafdeling onder de aandacht te brengen. Een in theorie aantrekkelijk concept, maar helaas nog niet overtuigend ondersteund door gerandomiseerd wetenschappelijk onderzoek van voldoende kwaliteit. Over preventie van schimmelinfecties is buiten de SDD-wereld echter wel onderzoek verricht: van oraal, niet-resorbeerbaar amfotericine B is nooit aangetoond dat het invasieve schimmelinfecties voorkomt.1 De door de auteurs aangehaalde studies hebben het nut van oraal amfotericine B niet onderzocht,2 3 laat staan aangetoond. Om Van der Klooster en Zandstra te parafraseren: het tijdperk van evidence-based geneeskunde is inmiddels begonnen.

B.J. Kullberg
A.M.L. Oude Lashof
Literatuur
  1. Kullberg BJ, Wout JW van ’t. Behandeling en profylaxe van gegeneraliseerde mycosen. [LITREF JAARGANG="1995" PAGINA="1436-41"]Ned Tijdschr Geneeskd 1995;139:1436-41.[/LITREF]

  2. Garbino J, Lew DP, Romand JA, Hugonnet S, Auckenthaler R, Pittet D. Prevention of severe Candida infections in nonneutropenic, high-risk, critically ill patients: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial in patients treated by selective digestive decontamination. Intensive Care Med 2002;28:1708-17.

  3. Krueger WA, Lenhart FP, Neeser G, Ruckdeschel G, Schreckhase H, Eissner HJ, et al. Influence of combined intravenous and topical antibiotic prophylaxis on the incidence of infections, organ dysfunctions, and mortality in critically ill surgical patients: a prospective, stratified, randomized, double-blind, placebo-controlled clinical trial. Am J Respir Crit Care Med 2002;166:1029-37.