Neurodegeneratieve aandoeningen en de rol van trinucleotide-repeat-expansie. I. De ziekten

Klinische praktijk
H.P.H. Kremer
N.V.A.M. Knoers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:2325-9

Zie ook de artikelen op bl. 2329 en 2333.

De bouwstenen voor de DNA-code zijn 4 aan een ribose-suiker gebonden purine- of pyrimidine-basen, namelijk adenine (A), guanine (G), cytosine (C) en thymine (T). Trinucleotide-repeats zijn reeksen bestaande uit een vaste sequentie van 3 basen die een aantal malen herhaald wordt in het DNA. Zo'n repeat kan bijvoorbeeld bestaan uit de reeks

-C-A-G-C-A-G-C-A-G-C-A-G-,

waarin de trinucleotide C-A-G viermaal herhaald wordt. Dit soort trinucleotide-repeats komt waarschijnlijk vrij vaak voor in allerhande genen, en het exacte aantal tripletten in een repeat binnen zo'n gen kan van individu tot individu (of liever: van chromosoom tot chromosoom) verschillen. De lengte van de repeat kan echter niet onbeperkt zijn. Indien een bepaald aantal tripletten overschreden wordt, gaat het gen waarin de repeat voorkomt een veranderd genproduct voortbrengen, hetgeen leidt tot een erfelijke ziekte.

Te lange trinucleotide-repeats blijken een rol te spelen in de pathogenese van…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Afd. Neurologie en polikliniek Erfelijke Hersenziekten: dr.H.P.H.Kremer, neuroloog.

Afd. Anthropogenetica en polikliniek Erfelijke Hersenziekten: dr.

N.V.A.M.Knoers, klinisch geneticus.

Contact dr.H.P.H.Kremer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

O.
Kranendonk

Nerja, januari 1997,

De reeks artikelen van Kremer en Knoers (1996;2325-9 1996;2329-33 1996;2333-6) verdient, ook voor de niet-ingewijde, meer dan gewone aandacht. Op heldere wijze wordt uiteengezet hoe bij verlenging van reeksen DNA-basen een veranderd genproduct ontstaat, dat op latere leeftijd tot uiting komt als een erfelijke neurologische aandoening. Door middel van eenvoudig onderzoek kan men nu presymptomatisch vaststellen of iemand al dan niet drager is van het ziekteveroorzakende gen. Farmacologische beïnvloeding van geproduceerde pathogene eiwitten lijkt nu mogelijk te worden.

De schrijvers stellen in hun conclusie zelfs dat een rationele therapie voor deze zeer ernstige ziekten mogelijk niet meer ver weg is (in de komende maanden of jaren). Een aanvullende conclusie ligt echter ook voor de hand. Is (vooralsnog) voorkomen niet beter dan genezen? Doeltreffende anticonceptie voor de dragers van het ziekteveroorzakende gen is reeds nu beschikbaar. Dat zou voor mij het ei van Columbus zijn.

O. Kranendonk
H.P.H.
Kremer

Nijmegen, januari 1997,

Wij danken collega Kranendonk voor zijn geïnteresseerde reactie op onze serie artikelen over trinucleotide-repeat-expansieziekten. Hij stelt een interessant en nogal heikel punt aan de orde, dat wel vaker aangehaald wordt. Hij vraagt zich af of indien alle gendragers doeltreffende anticonceptie zouden gebruiken, de ziekte niet zeer snel verdwenen zou zijn. Bij deze opvatting, op zichzelf rationeel lijkend, zijn 2 kanttekeningen te plaatsen.

De eerste betreft de aard van de repeat-expansieaandoeningen. Men neemt aan dat er een continue aanvulling bestaat van verlengde allelen vanuit de normale populatie: trinucleotide-repeats hebben immers de neiging langer te worden. Dit impliceert dat ook in een populatie waarin op een bepaald tijdstip geen gendragers zouden bestaan, na verloop van tijd toch weer gemuteerde allelen aanwezig zouden zijn.

Een tweede overweging is van ethische aard. Slechts indien alle gendragers zelf zouden besluiten om af te zien van procreatie, zou er een significante reductie van allelfrequentie plaatsvinden. Zo'n actie zou echter nooit mogen en kunnen worden afgedwongen door wetgever of medische begroepsgroep: beslissingen omtrent procreatie van individuen behoren nu eenmaal tot de meest persoonlijke en daarom te beschermen uitingen van autonomie in onze samenleving.

Hoe persoonlijk overwegingen van individuen kunnen zijn, moge geïllustreerd worden door het volgende verhaal van één van onze patiënten. Sprekend over voortplanting, vertelde zij dat de ziekte van Huntington reeds vele generaties haar familie teisterde. Zij zei zich weliswaar te realiseren dat ieder kind 50% kans had om de ziekte te krijgen, maar ook 50% kans om de ziekte niet te krijgen. En zij zei letterlijk het volgende: ‘U kijkt over de schutting naar binnen en ziet alleen ellende. Wij, in onze familie, kijken over de schutting naar buiten en zien de mogelijkheden van een leven zonder ziekte. Wij moeten deze kans aan onze kinderen geven.’

H.P.H. Kremer
N.V.A.M. Knoers