Necrotiserende enteritis door Clostridium difficile

Klinische praktijk
Miranda Wiggelinkhuizen
Manfred A.N. Gerrits
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A2414
Abstract

Samenvatting

Achtergrond

Clostridium difficile-infecties manifesteren zich doorgaans als pseudomembraneuze colitis. Infectie van de dunne darm is zeldzaam. C. difficile-enteritis kent een hoge mortaliteit ten gevolge van secundaire darmnecrose en -perforatie.

Casus

Wij beschrijven een 87-jarige patiënte met buikpijn, die overleed aan een necrotiserende enteritis ten gevolge van C. difficile-infectie. Deze patiënte is de eerste beschreven patiënt met dunnedarmaantasting door C. difficile zonder de bekende risicofactoren voor C. difficile-enteritis, te weten een darmoperatie en recent antibioticagebruik. Onze patiënte gebruikte wel immunosuppressiva, wat in dit geval een mogelijke risicofactor was voor de dunnedarmkolonisatie met C. difficile.

Conclusie

In de kliniek is het van belang om op C. difficile-infectie bedacht te zijn, aangezien therapie in een vroeg stadium de prognose gunstig kan beïnvloeden. Identificatie van patiënten met een verhoogd risico op C. difficile-infectie is hierbij van grote waarde.

Auteursinformatie

Tergooiziekenhuizen, afd. Chirurgie, Blaricum.

Drs. M. Wiggelinkhuizen, tropenarts (thans: Artsen zonder Grenzen); drs. M.A.N. Gerrits, chirurg.

Contact drs. M. Wiggelinkhuizen (mwiggelinkhuizen@gmail.com)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 22 september 2011

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Lenneke
van Lelyveld-Haas

Met interesse hebben wij het artikel van collegae Wiggelinkhuizen en Gerrits (NTvG 2011, 10 december;155(49): 2246-2248) gelezen waarin een fatale Clostridium difficile infectie wordt beschreven.

Afgelopen jaar is er op onze intensive care (IC) een uitbraak geweest van C. difficile. Drie patiënten maakten een zeer ernstige C. difficile infectie door, elk met een fatale afloop.

De eerste patiënte was een 75-jarige vrouw met diarree na gebruik van clindamycine vanwege een pneumonie en allergie voor penicillines en macroliden. De tweede patiënt was een 78-jarige man, met een bilaterale pneumonie met hemolytische streptokok groep A en S. aureus, waarvoor ceftriaxon en clindamycine. Obductie toonde bij beide een pseudomembraneuze colitis met zelfs uitbreiding in het ileum bij de eerste patiënte. De derde patiënt was een 94-jarige man met een pneumonie, waarvoor hij werd behandeld met amoxicilline/clavulaanzuur.

De drie patiënten waren niet gelijktijdig opgenomen en bij alle drie betrof het een infectie met het ribotype 001. Dit illustreert het gevaar van de zeer resistente sporen en het belang van goede hygiëne. 

De IC-afdeling werd gesloten en de patiënten die naar de afdeling konden worden ontslagen zijn geïsoleerd tot het negatief worden van de testen op C. difficile toxine en/of productie van normaal gevormde ontlasting. Vanzelfsprekend is de afdeling daarna uitgebreid gereinigd. Ook is het antibioticabeleid tijdelijk aangepast, waarbij het gebruik van derde generatie cefalosporines, fluoroquinolonen en clindamycine gedurende enkele maanden is vermeden op de IC.

 

Wij zijn het volkomen eens met de auteurs dat het van groot belang is om risicopatiënten te identificeren en steeds bedacht te zijn op C. difficile infectie. Ook indien de patiënt geen diarree heeft (dit was het geval bij de tweede casus).  

Wat de rol is van het routinematig gebruik van cefotaxim in het kader van SDD in de toename van de incidentie van Clostridium infecties en de uitbraak van Clostridium op onze afdeling is moeilijk te zeggen. Inmiddels passen wij geen SDD meer toe, maar SOD. Na een aanvankelijk geleidelijke vermindering van het aantal C. difficile infecties lijkt de incidentie thans teruggekeerd tot het uitgangsniveau van vóór de epidemische verheffing en zijn derhalve de beperkende maatregelen ten aanzien van het antibioticagebruik opgeheven.

 

Drs. Lenneke E.M. Haas1, Drs. Sarita Oedit Doebé1, Dr. Rob Diepersloot2, Dr. Jan Willem Fijen1

 

1  Internisten-intensivisten

2  Arts microbioloog

Diakonessenhuis Utrecht