Minder stuitbevallingen na invoering van beleidsprotocol voor versie

Onderzoek
Simone M.I. Kuppens
Anne M.H. Francois
Tom H.M. Hasaart
Maria W.P. van der Donk
Victor J. M. Pop
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A63
Abstract

Samenvatting

Doel

Het effect onderzoeken van het doorvoeren van een aantal procesmatige beleidsregels, het zogenaamde procesprotocol, op het succespercentage van externe versie bij stuitligging.

Opzet

Prospectief onderzoek.

Methode

Gedurende een periode van 3 jaar (2004-2006) werd een standaardprotocol voor een spreekuur voor uitwendige versie ontwikkeld, getoetst en aangepast. Vervolgens werd na invoering van het procesprotocol het effect ervan op het percentage succesvolle versies prospectief gevolgd gedurende de periode 1 januari 2007-31 juli 2008. Een versie werd als succesvol gedefinieerd als direct na de poging echoscopisch een hoofdligging werd aangetoond. Secundaire uitkomstmaat was een mogelijke verandering van het aantal primaire sectio’s bij stuitligging.

Resultaten

Het succespercentage van uitwendige versie was in de periode januari 2007-juli 2008 significant hoger dan in de periode januari 2004-december 2006, namelijk 61% (85/139 zwangeren) versus 47% (110/236; p = 0,006). De patiëntkarakteristieken waren in beide groepen gelijk, met uitzondering van 2 subgroepen bij de termijn van versie. De stijging was vooral aantoonbaar bij nulliparae en multiparae met een onvolkomen stuitligging. Nullipariteit, onvolkomen stuitligging, placenta anterior en laag geboortegewicht van de baby waren gerelateerd aan een lagere succeskans bij versie. De termijn waarbij de versie plaatsvond bleek niet van invloed te zijn op het succespercentage. Na invoering van een procesprotocol steeg het aantal hoofdliggingen bij de partus en daalde het aantal primaire keizersneden voor stuitligging van 39 naar 27% (p = 0,03). Het ‘number needed to treat’ om 1 sectio te voorkomen door middel van uitwendige versie volgens het procesprotocol, bedroeg 8.

Conclusie

Na invoering van een procesprotocol vond een aanzienlijke toename plaats van het succespercentage van uitwendige versie. Hierdoor daalde het aantal primaire sectio’s wegens stuitligging verder. Deze bevindingen pleiten voor het oprichten van verschillende, in uitwendige versie gespecialiseerde centra in Nederland.

Auteursinformatie

Catharina-ziekenhuis, afd. Gynaecologie en Obstetrie, Eindhoven.

Drs. S.M.I. Kuppens en dr. T.H.M. Hasaart, gynaecologen; drs. A.M.H.Francois, arts in opleiding tot gynaecoloog; M.W.P. van der Donk, verloskundige.

Universiteit van Tilburg, vakgroep Medische Psychologie, Tilburg.

Prof.dr. V.J.M. Pop, huisarts.

Contact drs. S. Kuppens (s.m.i.kuppens@uvt.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 5 augustus 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met veel plezier lazen wij het stuk “Minder stuitbevallingen na invoering van beleidsprotocol voor versie”, waarin werd gerapporteerd dat het doorvoeren van procesmatige beleidsregels het succespercentage van uitwendige versie bij stuitligging verhoogd. De resultaten tonen dat er ruimte is voor verbetering op dit gebied. Kuppens et al. laten zien dat het percentage vrouwen met een hoofdligging na uitwendige versie toeneemt van 47% tot 61%. Hierbij dient wel bedacht te worden dat het om een niet-gerandomiseerde monocentrische studie gaat, en dat daarom de resultaten in een grotere studie bevestigd moeten worden. Naast het verbeteren van de effectiviteit van de uitwendige versie, is er ook winst te behalen op het gebied van landelijke implementatie van de uitwendige versie. Momenteel ondergaat slechts 70% van de zwangeren met een kind in stuitligging een versiepoging. In dit kader ontwikkelen wij in nauwe samenwerking tussen eerste en tweede lijn een implementatiestrategie, die zich richt op betere voorlichting van de zwangere en haar hulpverlener, en op de organisatie van de uitwendige versie in de zorg, zoals Kuppens et al. reeds onderzochten. De landelijke implementatiestudie wordt gefinancierd door ZonMW en uitgevoerd een projectgroep waarin TNO, de KNOV en het AMC met elkaar samenwerken. e ontwikkelde strategie zal vanaf de tweede helft van 2010 geëvalueerd worden in een landelijke RCT. Wij nodigen klinieken in Nederland uit om mee te doen aan deze studie. Meer informatie is te vinden op www.studies-obsgyn.nl/ecvimplementatie.
 

Namens de project groep implementatie uitwendige versie:

Floortje Vlemmix, Ageeth Rosman, Marjolein Kok en Ben Willem Mol Academisch Medisch Centrum, Amsterdam