Man-vrouwverschillen in gezondheid en zorg zijn voor een groot deel maatschappelijk bepaald

Opinie
Abstract
K. Stronks
C.O. Agyemang
J.P. Mackenbach
Download PDF

artikel

Traditioneel gelden vrouwen als het zwakke geslacht. Maar op het terrein van gezondheid en ziekte is dat geen uitgemaakte zaak. Het is duidelijk dat veel langdurige aandoeningen, zoals depressie, gewrichtsslijtage en migraine, vaker onder vrouwen voorkomen; ook worden vrouwen meer geconfronteerd met langdurige beperkingen, bijvoorbeeld van hun mobiliteit. Mannen hebben echter vaker aandoeningen waarbij de sterftekans groot is, zoals ischemische hartziekte en kanker, zodat vrouwen ondanks hun grotere ziektelast langer leven dan mannen (www.rivm.nl/vtv/object_class/kom_levensverwachting.html).1

Ook blijken vrouwen beter bestand tegen een aantal maatschappelijke invloeden op gezondheid. Zo is bij vrouwen weliswaar het bekende patroon zichtbaar van een slechtere gezondheid in sociaaleconomisch lagere groepen, maar de verschillen zijn veel minder groot dan bij mannen.2 Niet-gehuwde vrouwen ondervinden bovendien minder gezondheidsschade van hun burgerlijke staat dan niet-gehuwde mannen.3 Of misschien is het omgekeerd en halen mannen meer gezondheidsvoordeel uit het huwelijk dan vrouwen. Hoe dan ook, vanuit gezondheidsperspectief is er veel voor te zeggen om het etiket ‘het zwakke geslacht’ niet op vrouwen te plakken, maar op mannen.4

Vaak wordt met de kwalificatie ‘het zwakke geslacht’ verwezen naar biologisch bepaalde verschillen tussen de seksen. Ook verschillen in gezondheid tussen mannen en vrouwen zijn deels biologisch bepaald. Zo beschermen vrouwelijke geslachtshormonen tegen ischemische hartziekten,5 terwijl ze het risico op reumatoïde artritis verhogen.6 Toch zijn biologische verschillen minder belangrijk dan ze lijken. Vrouwen hebben in het algemeen wel een gunstiger cardiovasculair risicoprofiel door een lagere prevalentie van biomedische risicofactoren als hypertensie en diabetes mellitus, maar dat die prevalentie lager is, berust ook in belangrijke mate op een gezondere leefstijl. Zo is het percentage rokers onder vrouwen lager dan onder mannen.

Maatschappelijke determinanten van het sekseverschil in gezondheid

De gezondheidsverschillen tussen mannen en vrouwen zijn dan ook geen vaststaand gegeven. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen doen zich soms grote veranderingen voor. Een illustratie daarvan is het steeds kleiner wordende verschil tussen de seksen in levensverwachting bij de geboorte. Bedroeg dit verschil 10 jaar geleden nog bijna 6 jaar – in het voordeel van vrouwen –, inmiddels is dat afgenomen tot zo’n 4 jaar (www.rivm.nl/vtv/object_class/kom_levensverwachting.html). Dit heeft vooral te maken met een snellere stijging van de levensverwachting onder de mannelijke bevolking. De vrouwen lijken, met andere woorden, hun voorsprong op dit punt te verliezen. Algemeen wordt aangenomen dat dit te maken heeft met het feit dat de levensomstandigheden en leefstijl van vrouwen steeds meer gaan lijken op die van mannen. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in een stijging van het aantal rokers onder vrouwen.

Gezondheidsachterstand bij allochtone vrouwen

Zo bezien kan de huidige voorsprong van vrouwen heel goed op termijn omslaan in een achterstand. Die achterstand is nu al een feit voor vrouwen in een aantal bevolkingsgroepen van allochtone herkomst. Vooral het cardiovasculaire risicoprofiel is bij vrouwen uit de drie grootste allochtone groepen – dat wil zeggen Surinamers, Turken en Marokkanen – ongunstiger dan bij mannen. Het bekende patroon van een lagere prevalentie van hypertensie onder vrouwen vinden we niet terug bij de Surinaamse bevolking in Nederland. Integendeel, samenhangend met de zeer hoge prevalentie van overgewicht en obesitas onder de Hindoestaanse en creoolse Surinamers blijkt hypertensie bij mannen en vrouwen in die etnische groepen ongeveer even vaak voor te komen.7

Ook bij de Turkse en Marokkaanse bevolking in Nederland is de prevalentie van overgewicht onder vrouwen hoger.8 Welke maatschappelijke factoren hieraan ten grondslag liggen, is op dit moment nog onbekend. Vaak wordt gewezen op een cultureel bepaalde voorkeur voor ‘volle vrouwen’, maar empirisch onderzoek laat zien dat dit te simpel is: net als de autochtone bevolking hebben Turkse en Marokkaanse vrouwen – én mannen – een voorkeur voor een slanke gestalte.9 Verder onderzoek moet uitwijzen welke maatschappelijke factoren het ongunstige gezondheidsprofiel van deze vrouwen bepalen; de sociaaleconomische status en de migrantenstatus zouden hierbij een rol kunnen spelen.

Gezondheidszorg voor vrouwen en mannen

Wat gezondheid en ziekte betreft, is de vraag welke sekse ‘het zwakke geslacht’ is dus niet eenduidig te beantwoorden. Maar ook wanneer naar de benodigde gezondheidszorg wordt gekeken, valt de vergelijking van de beide seksen niet ondubbelzinnig in het voor- of nadeel van vrouwen uit. Van de totale kosten van de gezondheidszorg wordt 57 aan vrouwen besteed en 43 aan mannen. Een belangrijk deel van dat verschil berust op de langere levensverwachting van vrouwen; maar ook als daarmee rekening wordt gehouden, blijft het zo dat aan vrouwen meer geld wordt uitgegeven in de gezondheidszorg (www.kostenvanziekten.nl).10

Veel kennis betreft alleen ziekte bij mannen

Vanuit vrouwelijke patiënten bezien is wel een belangrijk knelpunt dat de verleende zorg in belangrijke mate is gebaseerd op kennis van gezondheid en ziekte bij mannen; de zorg is niet altijd afgestemd op specifieke kenmerken van vrouwen. Een bekend voorbeeld is de moeizame herkenning van hartklachten bij vrouwen. Die klachten kunnen zich op een specifieke manier manifesteren en in de praktijk blijken artsen ze dan niet altijd te herkennen. Dit heeft alles te maken met de manier waarop medische kennis verkregen en geïmplementeerd wordt. Medisch onderzoek naar ziekten en de behandeling ervan is traditioneel veelal beperkt geweest tot mannen. Dit is problematisch wanneer de oorzaak of behandeling van een ziekte verschillend is voor mannen en vrouwen.11 Pas sinds de jaren negentig van de vorige eeuw wordt dit probleem serieus erkend en worden maatregelen bepleit om beide groepen vertegenwoordigd te laten zijn in medisch onderzoek.

Ook wanneer kennis via richtlijnen de weg naar de praktijk vindt, blijken man-vrouwverschillen een rol te spelen: de dominantie van mannelijke experts in richtlijncommissies staat implementatie van genderspecifieke zorg in de weg.12 Men kan zich afvragen of deze problemen kleiner zullen worden nu vrouwen een steeds grotere rol gaan spelen in de geneeskundige zorgverlening. Recent onderzoek in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk laat zien dat we daar niet zonder meer van uit kunnen gaan: vrouwelijke artsen bleken niet beter in staat om de specifieke manifestatie van hartklachten bij vrouwen te herkennen.13 Dit doet vermoeden dat de oplossing verder moet reiken dan de inzet van vrouwelijke dokters; ook de inhoud van het medisch onderwijs zal moeten veranderen.

Kortom, man-vrouwverschillen in gezondheid en zorg zijn voor een groot deel maatschappelijk bepaald. Daarmee staat dit thema terecht op de agenda van de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen.

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.

Literatuur
  1. Poos MJJC. Wat is in Nederland de levensverwachting? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2007.

  2. Mackenbach JP, Stirbu I, Roskam AJ, Schaap MM, Menvielle G, Leinsalu M, et al. Socioeconomic inequalities in health in 22 European countries. N Engl J Med. 2008;358:2468-81.

  3. Joung IMA. Marital status and health. Descriptive and explanatory studies proefschrift. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam; 1996.

  4. Williams DR. The health of men: structured inequalities and opportunities. Am J Public Health. 2003;93:724-31.

  5. Mendelsohn ME, Karas MH. The protective effects of estrogen on the cardiovascular system. N Engl J Med. 1999;340:1801-11.

  6. Masi AT, Aldag JC, Chatterton RT. Sex hormones and risks of rheumatoid arthritis and developmental and environmental influences. Ann N Y Acad Sci. 2006;1069:223-35.

  7. Agyemang C, Munter J de, Valkengoed I van, Born BJ van den, Stronks K. Gender disparities in hypertension among different ethnic groups in Amsterdam, the Netherlands: the SUNSET Study. Am J Hypertens. 2008;21:1001-6.

  8. Hosper K, Nierkens V, Nicolaou M, Stronks K. Behavioural risk factors in two generations of non-western migrants: do trends converge towards the host population? Eur J Epidemiol. 2007;22:163-72.

  9. Nicolaou M, Doak C, Dam RV, Hosper K, Seidell J, Stronks K. Body size preference and body weight perception among two migrant groups of non-western origin. Public Health Nutr. 2008;11:1-10.

  10. Kosten van ziekten. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2008.

  11. Wieringa N, Hardon A, Stronks K, M’Charek A. Diversity among patients in medical practice: challenges and implications for clinical research. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 2005.

  12. Keuken DG, Haafkens JA, Moerman CJ, Klazinga NS, Riet G ter. Attention to sex-related factors in the development of clinical practice guidelines. J Womens Health (Larchmt). 2007;16:82-92.

  13. Adams A, Buckingham CD, Lindenmeyer A, McKinlay JB, Link C, Marceau L, et al. The influence of patient and doctor gender on diagnosing coronary heart disease. Sociol Health Illn. 2008;30:1-18.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Sociale Geneeskunde, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.prof.dr.K.Stronks en hr.dr.C.O.Agyemang, epidemiologen.

Erasmus MC-Centrum, afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam.

Hr.prof.dr.J.P.Mackenbach, sociaal geneeskundige en epidemioloog.

Contact mw.prof.dr.K.Stronks (k.stronks@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties