Mammacarcinoom bij jonge vrouwen: epidemiologie en dilemma's in de behandeling

Klinische praktijk
M.J.C. van der Sangen
A.C. Voogd
L.V. van de Poll-Franse
V.C.G. Tjan-Heijnen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2495-500
Abstract

Samenvatting

- De incidentie van mammacarcinoom bij vrouwen jonger dan 40 jaar is de afgelopen twee decennia min of meer stabiel, terwijl de sterfte aan mammacarcinoom in deze groep is gedaald.

- Mammacarcinoom heeft bij jonge vrouwen over het algemeen een slechtere prognose dan bij oudere vrouwen.

- Systemische therapie reduceert de locoregionale recidiefkans na mammasparende therapie van ongeveer 2 naar minder dan 1 per jaar.

- Mammasparende therapie lijkt daarom een veilige keuze bij jonge vrouwen bij wie van tevoren al vaststaat dat zij aanvullende systemische behandeling krijgen.

- Ongeveer 80 van de jonge vrouwen met mammacarcinoom krijgt op basis van de huidige behandelrichtlijnen aanvullende systemische behandeling.

- Behandeling met chemotherapie of hormonale therapie heeft als nadeel het risico op onder andere vroegtijdige postmenopauzale klachten, osteoporose en ongewenste infertiliteit.

- Deze specifieke behandelingsgerelateerde toxiciteit bij jonge vrouwen met mammacarcinoom vraagt om begeleiding door deskundigen met affiniteit voor deze problematiek.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2495-500

Auteursinformatie

Catharina-ziekenhuis, afd. Radiotherapie, Postbus 1350, 5602 ZA Eindhoven.

Hr.drs.M.J.C.van der Sangen, radiotherapeut-oncoloog.

Maastricht Universitair Medisch Centrum, Maastricht.

Capaciteitsgroep Epidemiologie: hr.dr.A.C.Voogd, epidemioloog.

Afd. Interne Geneeskunde, onderafd. Medische Oncologie: mw.prof.dr.V.C.G.Tjan-Heijnen, internist-oncoloog.

Integraal Kankercentrum Zuid, Eindhoven.

Mw.dr.L.V.van de Poll-Franse, epidemioloog.

Contact hr.drs.M.J.C.van der Sangen (rthmsn@cze.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Graag geven wij, om de alertheid voor osteoporose te vergroten bij artsen die betrokken zijn bij patiënten die behandeld worden of behandeld zijn voor mammacarcinoom een aanvulling op het artikel van Van der Sangen et al. (2008:2495-500). Niet alleen (al dan niet iatrogene) vroege menopauze is een risicofactor voor osteoporose, maar ook (doorgemaakte) behandeling met adjuvante endocriene therapie met aromataseremmers [1], zoals de auteurs ongetwijfeld weten. Om dit risico te beperken zijn er trials verricht waarbij gelijktijdig met het starten van behandeling met de aromataseremmer ook therapie met een bisfosfonaat werd begonnen [2,3]. In ieder geval is, gezien het feit dat gelukkig veel patiënten lang leven na de behandeling, een proactieve houding met screening van botdichtheid op zijn plaats, vooral bij aanwezigheid van genoemde risicofactoren. Het breed bekend zijn van alle risicofactoren, ook bijvoorbeeld bij de huisarts, kan deze proactieve houding alleen maar ten goede komen. Literatuur [1] Vestergaard P, Rejnmark L, Mosekilde L. Effect of tamoxifen and aromatase inhibitors on the risk of fractures in women with breast cancer. Calcif Tissue Int. 2008;82:334-40. [2] Hadji P, Bundred N. Reducing the risk of cancer treatment-associated bone loss in patients with breast cancer. Semin Oncol. 2007;34(6 Suppl 4):S4-10. [3] Bundred NJ, Campbell ID, Davidson N, DeBoer RH, Eidtmann H, Monnier A, et al. Effective inhibition of aromatase inhibitor-associated bone loss by zoledronic acid in postmenopausal women with early breast cancer receiving adjuvant letrozole: ZO-FAST Study results. Cancer. 2008;112:1001-10. Utrecht, november 2008 Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd,. Reumatologie en Klinische Immunologie, Utrecht Dr. J.W.G. (Hans) Jacobs, reumatoloog Prof.dr. J.W.J. (Hans) Bijlsma, reumatoloog

Collegae Jacobs en Bijlsma gaan terecht in het belang van een proactieve houding wat betreft osteoporose bij de behandeling van borstkanker. Hierbij wijzen zij op het negatieve effect van aromataseremmers op de botdichtheid. In ons artikel richtten wij ons op de jonge patiënten met borstkanker. Aromataseremmers dienen vanwege hun werkingsmechanisme alleen in de postmenopauzale situatie te worden gebruikt. Zoals wij reeds meldden, is vervroegde menopauze op zich al, los van aromataseremmergebruik, een reden voor botdichtheidsmeting. Aromataseremmers versterken het negatieve effect op de botdichtheid. Ook premenopauzaal gebruik van tamoxifen verhoogt overigens de kans op osteoporose en maakt botdichtheidsmeting noodzakelijk. De indicaties voor botdichtheidsmeting en behandeling van osteopenie en osteoporose in relatie tot borstkanker staan uitgebreid beschreven in de zeer recent gereviseerde NABON-richtlijn 'mammacarcinoom 2008' (www.cbo.nl/product/richtlijnen/folder20021023121843/rl_mamma_08.pdf/view). Ook het gebruik van bisfosfonaten komt hierbij aan de orde. Verheugend is te melden dat bisfosfonaten niet alleen een gunstig effect hebben op de botdichtheid, maar dat er ook steeds meer aanwijzingen zijn dat het gebruik van deze stoffen (mogelijk in hogere dosering) een verlaagde kans op terugkeer van de borstkanker geeft [1]. Het voorschrijven van deze middelen hoort naar onze mening thuis bij een van de bij de borstkankerbehandeling betrokken specialisten. Literatuur [1] Gnant M, Mlineritsch B, Schippinger W, Luschin-Ebengreuth G, Poestlberger S, Jakesz R, et al. Effect of zoledronic acid in combination with adjuvant ovarian suppression plus tamoxifen or anastrozole on disease-free survival in premenopausal women with endocrine-responsive, stage I and II breast cancer [abstract]. ASCO Breast Cancer Symposium, 2008. ABCS Group. J Clin Oncol. 2008;26(May 20 suppl); abstr. LBA4. Eindhoven, november 2008 Catharina-ziekenhuis, afd. Radiotherapie, Eindhoven Drs. Maurice J.C. van der Sangen, radiotherapeut-oncoloog Maastricht Universitair Medisch Centrum, capaciteitsgroep Epidemiologie, Maastricht Dr. Adri C. Voogd, epidemioloog Integraal Kankercentrum Zuid, Eindhoven Dr. Lonneke V. van de Poll-Franse, epidemioloog Maastricht Universitair Medisch Centrum, afd. Interne Geneeskunde, onderafd. Medische Oncologie, Maastricht Prof.dr. Vivianne C.G.Tjan-Heijnen, internist-oncoloog