Schildklierhormonen behoren tot de meest aangevraagde laboratoriumtesten. De referentiewaarden van deze bepalingen voor volwassenen houden geen rekening met de leeftijd van de patiënt. Dat zou wel moeten, blijkt uit dit onderzoek.
Samenvatting
Inleiding
De meeste laboratoria maken voor volwassenen geen onderscheid in referentie-intervallen voor TSH of schildklierhormonen op basis van leeftijd. In een landelijke studie hebben we TSH- en FT4-leeftijdsspecifieke referentie-intervallen vastgesteld.
Resultaten
Voor kinderen van 2-12 jaar lagen de referentie-intervallen voor TSH hoger dan voor volwassenen. Bij volwassenen steeg de bovengrens van het TSH-referentie-interval vanaf 50-60 jaar bij zowel mannen als vrouwen, terwijl de ondergrens stabiel bleef tot 80 jaar. De FT4-referentie-intervallen lieten een minder uitgesproken trend zien.
Met deze leeftijdsspecifieke referentie-intervallen zagen we bij vrouwen van 50-60 jaar een afname van de diagnose ‘subklinische hypothyreoïdie’ van 13,1% naar 8,6%; bij vrouwen van 90-100 jaar daalde dit van 22,7% naar 8,1%. Bij mannen van 60-70 jaar was er een daling van 10,9% naar 7,7%, bij mannen van 90-100 jaar van 27,4% naar 9,6%.
Conclusie
Deze studie bevestigt het belang van implementatie van leeftijdsspecifieke referentie-intervallen voor TSH en FT4 om het aantal klinisch niet-relevante diagnoses ‘subklinische hypothyreoïdie’ te verminderen.
Reacties