Koorts bij thyreostaticagebruik

Klinische praktijk
S.O.A. Shamelian
J.W.R. Nortier
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:225-8
Abstract

Dames en Heren,

Thyreostatica worden in Nederland voorgeschreven aan patiënten met hyperthyreoïdie, en wel gedurende één tot anderhalf jaar als definitieve behandeling totdat een remissie is bereikt of gedurende kortere tijd als voorbereiding op therapie met radioactief jood (131I). Van deze medicamenten zijn de thionamiden het bekendst. Het thyreostaticum thiamazol behoort evenals carbimazol en propylthiouracil tot de thionamiden. Thiamazol vermindert de synthese van schildklierhormoon door remming van de inbouw van jodide in het thyreoglobuline in de schildklier. De meest voorkomende bijwerkingen zijn koorts, artralgie en huiduitslag. Deze bijwerkingen zijn in het algemeen kortdurend en treden op bij 3-5 van de gebruikers.1 Ernstige bijwerkingen zoals aplastische anemie, vasculitis of een syndroom gelijkend op lupus erythematodes disseminatus zijn zeer zeldzaam. De ernstige bijwerking agranulocytose treedt op bij 0,1-1 van de gebruikers.1-3 Thyreostatica kunnen momenteel als een belangrijke oorzaak van agranulocytose veroorzaakt door geneesmiddelen beschouwd worden.4 Elke patiënt…

Auteursinformatie

Diakonessenhuis, afd. Interne Geneeskunde, Postbus 80.250, 3508 TG Utrecht.

S.O.A.Shamelian, assistent-geneeskundige (thans: internist, Carolus-Liduina Ziekenhuis, 's-Hertogenbosch); dr.J.W.R.Nortier, internist.

Contact dr.J.W.R.Nortier

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

G.I.J.M.
ter Braak

Ammerzoden, februari 1999,

In de klinische les van Shamelian en Nortier (1999:225-8) staat dat het periodiek routinematig bepalen van leukocyten bij patiënten die thyreostatica gebruiken, leidt tot het opsporen van patiënten zonder symptomen en dat deze routinebepaling niet als zinvol wordt ervaren.

Mijn vraag is: waarom moet bij patiënten die clozapine gebruiken wel routinematig een leukocytenbepaling gedaan worden, de eerste 18 weken wekelijks, daarna maandelijks? Heeft dit te maken met een hogere incidentie van agranulocytose bij clozapinegebruik of met een ernstiger beloop? Mijn ervaring is dat deze controles voor een aantal patiënten reden zijn om af te zien van clozapine.

G.I.J.M. ter Braak

Utrecht, februari 1999,

De cumulatieve incidentie van agranulocytose bij gebruik van clozapine is veel hoger dan die welke bij thyreostaticagebruik is geconstateerd. In 1975 werden in Finland 17 gevallen beschreven van neutropenie of agranulocytose, waarvan 8 fataal.1 Met deze gegevens werd een incidentie van 7,1 per 1000 berekend.2 Dit heeft geleid tot terugtrekking van clozapine van verschillende markten en tot restricties in gebruik en intensieve monitoring in de overige landen. In het onderzoek van Alvir et al., gebaseerd op de gegevens van 11.555 patiënten, wordt een cumulatieve incidentie vermeld van agranulocytose in het eerste jaar van 8,0 per 1000. De meerderheid van de gevallen trad op binnen 3 maanden.3 Finkel en Arellano beschrijven een incidentie van 4,8 per 1000 in de eerste 6 maanden na het begin van het clozapinegebruik en een jaarlijkse toename met 0,8 per 1000 in de 2,5 jaar die daarop volgden.4 Deze uitkomsten zijn gebaseerd op de gegevens van 56.000 patiënten.

De bijsluitertekst schrijft voor dat gedurende 18 weken wekelijks het bloedbeeld gecontroleerd moet worden en daarna maandelijks, tot 1 maand na eventueel staken van de therapie. Het optreden van agranulocytose neemt na het eerste jaar af tot het niveau dat wordt gevonden bij een aantal andere antipsychotica. Het lijkt daarom niet zinvol dan nog routinematig het bloedbeeld te controleren. Indien de patiënt zich onmiddellijk meldt bij de behandelaar met symptomen van koorts of banale infecties (keelklachten), is er in praktisch alle gevallen voldoende tijd om te reageren op een zich ontwikkelende agranulocytose.5 Een waarschuwing en (schriftelijke) instructie analoog aan die bij thyreostatica zouden dan voldoende moeten zijn.

J.W.R. Nortier
S.O.A. Shamelian
Literatuur
  1. Idanpaan-Heikkila J, Alhava E, Olkinuora M, Palva IP. Agranulocytosis during treatment with clozapine. Eur J Clin Pharmacol 1977;11:193-8.

  2. Anderman B, Griffith RW. Clozapine-induced agranulocytosis: a situation report up to August 1976. Eur J Clin Pharmacol 1977; 11:199-201.

  3. Alvir JMJ, Lieberman JA, Safferman AZ, Schwimmer JL, Schaaf JA. Clozapine-induced agranulocytosis. Incidence and risk factors in the United States. N Engl J Med 1993;329:162-7.

  4. Finkel MJ, Arellano F. White-blood-cell monitoring and clozapine [letter]. Lancet 1995;346:849.

  5. Moleman P, Luteijn LB. Antipsychotica. In: Moleman P, Birkenhäger TK, Broek WW van den, Luteijn LB, Naarding P, redacteuren. Praktische psychofarmacologie. 3e herz. druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1998. p. 246-7.