Klinisch denken en beslissen in de praktijk. Een man met een pneumonie en stinkend waterig sputum; de waarheid 80 jaar later

Klinische praktijk
H. van der Speck
J.W.M. van der Meer
A.J.P.M. Overbeke
W. Hart
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:2509-13
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 2539.

Opzet van dit artikel

De ziektegeschiedenis wordt beschreven zoals die zich in de praktijk heeft voorgedaan. Daarbij is het commentaar weergegeven van ervaren clinici, die niet op de hoogte waren van het beloop van de ziekte en de uiteindelijke diagnose. Het gaat om de didactische waarde van de praktijksituatie.

ziektegeschiedenis

Patiënt A, een 24-jarige man van Indonesische afkomst, werd in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt was zeer dyspnoïsch, klaagde over pijn in de linker zijde en gaf typisch sputum rufum op. Daar hij bovendien hoge koorts had, lag een pneumonie (waarschijnlijk veroorzaakt door pneumokokken) voor de hand, zeker toen bij fysisch onderzoek een massaal infiltraat van de linker onderkwab werd gevonden (hetgeen röntgenologisch werd bevestigd). Reeds bij de eerste inspectie trof het de behandelend arts dat de patiënt een eigenaardige asymmetrische lichaamsbouw had, waarbij de linker lichaamshelft geprononceerder en ontwikkelder leek te zijn dan…

Auteursinformatie

Geneeskundige Troepen.

H.van der Speck, officier van gezondheid, tweede luitenant.

Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Algemene Interne Geneeskunde, Nijmegen.

Prof.dr.J.W.M.van der Meer, internist.

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Postbus 75.971, 1070 AZ Amsterdam.

Prof.dr.A.J.P.M.Overbeke, chirurg n.p.; dr.W.Hart, internist, uitvoerend hoofdredacteuren.

Contact dr.W.Hart (hart@ntvg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, december 2003,

Het verhaal van de verzonnen patiënt met ‘uroptoë’ heb ik persoonlijk vernomen uit de mond van prof.dr.A.Querido, internist-endocrinoloog te Leiden en neef van de ‘Amsterdamse Querido’ (2003:2509-13 en 2539-40). Ik was in opleiding bij Querido in Leiden toen hij het verhaal vertelde dat hij vroeger als medisch student met zijn neef – over nog meer mensen sprak hij niet – uit balorigheid een patiënt had verzonnen met de diagnose ‘uroptoë’. Hij, ‘mijn’ Querido, leefde in de veronderstelling dat het bij een grap ‘in eigen kring’ bleef en hield er geen rekening mee dat het stuk inderdaad zou worden ingezonden naar het Tijdschrift. Toen neeflief hem dit mededeelde, trok hij bleek weg, bang voor de eventuele consequenties van deze ‘fraude’. Die gevolgen bleven uit omdat kennelijk niet aan fraude werd gedacht. Als klap op de vuurpijl werd enkele jaren later, weer volgens mijn opleider Querido, een ‘tweede’ geval van uroptoë gepubliceerd vanuit Zuid-Afrika, waarbij het artikel van de neven Querido werd aangehaald dat in het Tijdschrift was verschenen. De Querido's hebben er nog lange tijd over nagedacht alsnog het stuk terug te trekken en te ‘bekennen’. Toen zij echter in het Zuid-Afrikaanse stuk werden aangehaald durfden ze niet meer.

G. Hennemann