Kaliumsuppletie bij diuretica

Klinische praktijk
C.J. Doorenbos
P. van Brummelen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1480-3

Zie ook het artikel op bl. 1475.

Diuretica, met name de thiazidediuretica en lisdiuretica, nemen al meer dan 25 jaar een belangrijke plaats in bij de behandeling van een aantal ziektebeelden, waarvan decompensatio cordis en hypertensie de belangrijkste zijn. De het meest op de voorgrond staande bijwerking van deze geneesmiddelen is ongetwijfeld de verlaging van het kaliumgehalte in het serum, waarover Lant in een recent overzichtsartikel terecht opmerkte: ‘Few medical controversies have gone on for so long as the issue of the renal potassium loss produced by some diuretics, its implications and what, if anything, should be done about it’.1 Inderdaad verschijnt nog jaarlijks een groot aantal publikaties over dit onderwerp, zonder overigens het uitzicht op een consensus dichterbij te brengen, naar het schijnt.

In dit overzicht zullen eerst de oorzaken en de potentiële risico's van door diuretica veroorzaakte hypokaliëmie dan wel kaliumdepletie besproken worden, waarna praktische richtlijnen gegeven…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Nierziekten en Hypertensie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

C.J.Doorenbos en dr.P.van Brummelen, internisten.

Contact C.J.Doorenbos

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Warmond, augustus 1988,

Met zeer grote belangstelling heb ik het artikel van C.J. Doorenbos en P.van Brummelen gelezen (1988;1480-3). Omdat ik werkzaam ben in een verpleeghuis met zeer hoogbejaarde patiënten, kom ik regelmatig het hypokaliëmieprobleem tegen. Terecht werd gesteld dat bij preëxistente cardiale aandoeningen een verlaagd kaliumgehalte in het serum een grotere kans op aritmieën geeft. In ‘Richtlijnen voor de praktijk’ geven zij aan dat bij een kaliumgehalte in het serum > 3,5 mmol/l bij patiënten met hartafwijkingen geen behandeling nodig is, en dat bij patiënten zonder manifeste cardiale afwijkingen een kaliumgehalte in het serum > 3,0 mmol/l behandeling nog niet noodzakelijk maakt. Uit ervaring is mij gebleken dat bij hoogbejaarde patiënten met een ‘normaal’ kaliumgehalte van 3,7 mmol/l, tijdens een stress-situatie, zoals een urine/luchtweginfectie, zeer snel een ernstige hypokaliëmie ontstaat door de verhoogde catecholamine-bloedspiegels en de hiermee gepaard gaande forse influx van kalium naar intracellulair. Het lijkt mij dan ook raadzaam om juist bij hoogbejaarde patiënten een wat hogere minimum-concentratie van kalium in het serum (3,7 mmol/l) aan te houden, ten einde het risico van het ontstaan van cardiale aritmieën te verkleinen.

R. Kamerling
C.J.
Doorenbos

Leiden, september 1988,

Wij zijn collega Kamerling dankbaar voor zijn commentaar op ons artikel. Helaas zijn geen onderzoeken gepubliceerd betreffende de invloed van door diuretica geïnduceerde hypokaliëmie op het ontstaan van hartritmestoornissen bij hoogbejaarde patiënten met een urine- of luchtweginfectie. Totdat meer gegevens bekend worden is er dan ook onzes inziens onvoldoende reden om voor deze patiënten een uitzondering te maken op de door ons aangegeven algemene richtlijnen.

C.J. Doorenbos
P. van Brummelen