Jongeren met alcoholintoxicatie: een groeiend probleem

Opinie
L.E. van Kleef
N. van der Lely
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2521-2
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 2523, 2525 en 2536.

Alcohol drinken is een vanzelfsprekend deel van het huidige sociale leven. Volgens het Trimbos-instituut blijkt dat ongeveer 85 van de Nederlanders van 16 jaar en ouder ‘regelmatig een glaasje drinkt’. Van alle 12-jarige scholieren blijkt bijna de helft, namelijk 47, ‘al eens alcohol gedronken te hebben’ en meer dan de helft, 52, van de groep 15-jarigen zelfs ‘wekelijks’. Klaarblijkelijk is alcoholgebruik vanzelfsprekend geworden onder de jeugd.

Voor een flink aantal volwassenen is alcoholgebruik een probleem geworden: 10 van de Nederlandse bevolking van 16-69 jaar is een probleemdrinker, mannen meer (17) dan vrouwen (4).1 Van kinderen zijn er weinig gegevens bekend.

Kinderartsen valt de laatste jaren op dat het aantal opnamen en consulten in verband met overmatig alcoholgebruik van jongeren enorm lijkt te stijgen. De omvang van dit probleem, al in 2004 beschreven door Albers en Van der…

Auteursinformatie

Reinier de Graaf Gasthuis, afd. Kindergeneeskunde, Reinier de Graafweg 11, 2625 AD Delft.

Mw.L.E.van Kleef, assistent-geneeskundige; hr.dr.N.van der Lely, kinderarts.

Contact hr.dr.N.van der Lely (lely@rdgg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, december 2006,

Wij onderschrijven het commentaar van Van Kleef en Van der Lely waarin zij erop wijzen dat er een toename is van het aantal jongeren met een ernstige alcoholintoxicatie (2006:2521-2). Meestal behoeft de opname van een jongere met een alcoholintoxicatie inderdaad niet lang te duren. Wij vragen ons wel af hoe in voorkomende gevallen het traject van de nazorg eruitziet.

In de week dat genoemd commentaar verscheen in het Tijdschrift, werd bij ons in de kliniek rond middernacht een meisje van 15 jaar oud binnengebracht, dat in verwarde toestand op straat door de politie was gevonden. Haar alcoholpromillage bedroeg 2,9. Na enkele uren lukte het telefonisch contact met haar moeder te krijgen, die geen kans zag naar het ziekenhuis te komen. Van haar vader was niets bekend. De politie meldde dat patiënte al vaker ’s nachts op straat was gevonden. De volgende dag werd na een gesprek met patiënte en haar moeder een melding gedaan bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). De reden hiervan was dat er geen hulpvraag was bij patiënte en deze met rust gelaten wilde worden, terwijl de moeder op dat moment onvoldoende de ouderrol leek te vervullen. Op school was men bezorgd.

De week daarna presenteerde zich een 13 jaar oud comateus meisje met een ondertemperatuur van 34°C en een alcoholpromillage van 2,1. Zij was door haar moeder gevonden in een portiek, nadat zij met vriendinnen was gaan ‘indrinken’ met Goldstrike (likeur met 39,6% alcohol). Na een korte opname op de intensive care kon zij ontslagen worden. Vrijwillige hulpverlening bij jeugdzorg werd geadviseerd na een gesprek met patiënte, haar moeder en na telefonisch contact met de huisarts. Een afspraak werd gemaakt voor poliklinische controle bij de kinderarts enkele weken later.

Bij casussen zoals deze voorbeelden is het niet altijd gemakkelijk om op korte termijn te inventariseren of vrijwillige hulpverlening of een vorm van ‘bemoeizorg’ nodig is (AMK, Bureau Jeugdzorg). Daarom zijn wij voorstander van een nauwe samenwerking tussen het ziekenhuis en de jeugdgezondheidszorg. Het aanstellen van een aandachtsfunctionaris kindermishandeling, zoals in steeds meer ziekenhuizen plaatsvindt, zou deze samenwerking kunnen faciliteren.

M. Baartmans
R. Del Canho
N.
van der Lely

Delft, december 2006,

De ernst van de problematiek van alcoholintoxicaties, zoals bij de door collegae Baartmans en Del Canho beschreven kinderen, wordt inmiddels door veel kinderartsen in het land ervaren. In het Reinier de Graaf Gasthuis te Delft is een zorgtraject voor deze categorie patiënten ontwikkeld dat reeds bij opname start. Protocollering van de zorg in de klinische fase zowel als het bieden van een zorgtraject in de fase hierna middels onze ‘alcoholpolikliniek’ stuurt deze zorg. De zorg wordt geboden door een kinderarts en een kinderpsycholoog met aandacht en ervaring in dit veld, waarbij dezen samenwerken met professionals werkzaam in de verslavingszorg en de preventie. Wij zijn dus sterke voorstanders van de voorgestelde nauwe transmurale samenwerking.

Door middel van presentaties en publicaties, zowel nationaal als internationaal, proberen wij meer aandacht te genereren voor dit groeiende probleem. Tevens laten wij ons antwoord zien in de hoop op navolging in welke vorm dan ook. In onze optiek is er ook een belangrijke rol weggelegd voor beleidsmakers bij de lokale en de centrale overheid.

N. van der Lely