Intra-uteriene drukkatheters bij ingeleide bevalling onnodig

Nieuws
Danielle Cohen
Noortje Paridaans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1873

Waarom dit onderzoek?

Bij inleiden of doorleiden van een bevalling met oxytocine wordt in veel Nederlandse ziekenhuizen gebruikgemaakt van een intra-uteriene drukkatheter. Deze zou in vergelijking met externe weeënregistratie (tocometrie) een meer accurate weergave van de contracties opleveren en op die manier het aantal keizersneden en kunstverlossingen verminderen. Het voordeel…

Auteursinformatie

Contact (d.cohen@lumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rick H.M.
Heeres

Wat de studie van Bakker et. al. aantoont, is dat intra-uteriene weeënregistratie bij de rechttoe rechtaan ingeleide bevalling waarschijnlijk geen toegevoegde waarde heeft. Wij zeggen met nadruk ‘rechttoe rechtaan’ omdat het studie protocol toeliet om bij onvoldoende cervicale progressie, insufficiënte contracties en de overweging voor keizersnede van uitwendige naar inwendige registratie over te stappen. Dit is dan ook bij 12% van de patiënten uit de externe registratie groep gebeurd. Het is erg jammer want dit zijn nu net de situaties waarin het verschil in uitkomst tussen uitwendige en inwendige registratie bepaald had moeten worden.

Door middel van randomisatie zijn inderdaad twee gelijkwaardige groepen gecreëerd ten aanzien van de risicofactoren op een slechte baringsuitkomst. Dit was echter vóór de bevalling, een groot risicofactor voor een slechte baringsuitkomst is een compliceerde bevalling (daar gaat dit onderzoek immers over). Of de beide groepen gelijk verdeeld waren ten aanzien van abnormale weeën activiteit tijdens de bevalling wordt niet in het artikel besproken.

Helaas zijn rechttoe rechtaan bevallingen moeilijk voorspelbaar. In de uitdrijvingsfase wordt de extra-uteriene registratie gestoord door het persen van de patiënt. Aangezien vooral in deze fase de foetus verhoogd risico heeft op een slechte uitkomst is hier een kwalitatief goede registratie nodig. Om tijdens de uitdrijvingsfase een inwendige drukkatheter te plaatsen is niet gewenst en zal hiervóór dus moeten gebeuren. Ook bij het opmerken van een abnormaal foetaal hartritme loopt men achter de feiten aan wanneer de intra-uteriene katheter nog geplaatst moet worden.

Wel voorspelbaar is het BMI van de patiënt. Technisch gezien zou een hoog BMI een logische indicatie zijn voor intra-uteriene weeënregistratie. Voor patiënten met BMI > 30 is een post-hoc analyse gemaakt, waaruit blijkt dat er geen significant verschil is in de uitkomsten. De auteurs zijn terughoudend om hier conclusies aan te verbinden omdat het een post-hoc-analyse betreft en omdat het om een kleine populatie gaat. Hoe groot deze populatie is wordt niet in het artikel genoemd, maar zijn de auteurs niet vooral terughoudend omdat deze resultaten geheel niet correleren met wat men in de dagelijkse praktijk ervaart?

Wij pleiten voor een genuanceerde interpretatie van de resultaten, namelijk: routinematig toepassen van interne drukmeting heeft geen toegevoegde waarde; echter op indicatie waarschijnlijk wel. Dit laatste komt regelmatig voor, met name bij een BMI > 30. Helaas is de studie te beperkt om daarover uitspraken te doen. Door de grote impact van de studie bestaat het risico dat men nooit meer een interne drukkatheter zal plaatsen, wat een verkeerde invloed op de gecompliceerde verloskunde zou kunnen hebben.

Rick H.M. Heeres coassistent, Tjeerd W.A. Huisman gynaecoloog