Hulpverlening bij doodgeboorte; het oordeel van de moeders

Onderzoek
P.J. Timmers
H.H.H. Kanhai
C.R. Geerinck-Vercammen
M.J.N.C. Keirse
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2391-5
Abstract

Samenvatting

In semi-gestructureerde interviews met 49 vrouwen die in 1987-1989 waren bevallen van een doodgeboren kind bleek dat het meedelen van het eerste vermoeden bij slechts 55 en het meedelen van de diagnose bij 85 adequaat was geweest. Oordelen over de ondervonden steun tijdens de baring, alhoewel in meerderheid positief, gaven aan dat ontactisch optreden van een enkeling de beleving aanzienlijk kan verkleuren. Alhoewel slechts 40 vooraf behoefte had het kind te zien, werd contact met het kind (vaak meermalen) later zonder uitzondering als positief ervaren door alle vrouwen. Slechts 1 van de 42 vrouwen (86) die toestemming gaven tot obductie, betreurde achteraf deze beslissing. De aandacht die post partum werd gegeven, beschouwde 10 als onvoldoende. Ondanks de korte opnameduur (gemiddeld 1 dag) had de meerderheid het ziekenhuis liever nog eerder verlaten en vond slechts 9 de opnameduur achteraf te kort.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Verloskunde, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Mw.P.J.Timmers, medisch student; dr.H.H.H.Kanhai en prof.dr.M.J.N.C. Keirse, gynaecologen; mw. C.R. Geerinck-Vercammen, maatschappelijk werker.

Contact prof. dr.M.J.N.C.Keirse

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties