HIV-infectie en AIDS bij vrouwen en kinderen

Opinie
P. Bol
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:964-6

Op 12 december jongstleden bracht de Permanente Commissie AIDS van de Gezondheidsraad een advies uit aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder de titel ‘Vrouwen en kinderen met HIV-infectie of AIDS’.1 Deze twee patiëntengroepen waren in de eerste jaren van de epidemie onderbelicht gebleven; dit had een duidelijke reden. Tot voor enkele jaren waren in Nederland vrijwel alleen volwassen mannen slachtoffer van infectie met het humane immunodeficiëntievirus (HIV) en vervolgens van AIDS. Zij hadden het virus voornamelijk via homoseksueel geslachtsverkeer of intraveneus drugsgebruik verworven; daarnaast zijn ongeveer 170 hemofiliepatiënten tot medio 1985 geïnfecteerd geraakt via bloedprodukten.

In de loop van de jaren negentig werd steeds meer aandacht gevraagd voor de andere patiëntengroepen; dit was nadrukkelijk ook het geval tijdens de 8e internationale AIDS-conferentie in Amsterdam in juli 1992. Met name Amerikaanse deelnemers wezen op de vaak gebrekkige kennis bij artsen van verschijnselen van HIV-infectie en AIDS bij…

Auteursinformatie

Gezondheidsraad, Den Haag.

Dr.P.Bol, arts-epidemioloog, Cliostraat 26, 1077 KH Amsterdam.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

D.A.A.
Verkuyl

Driebergen, juni 1995,

Collega Bol (1995;964-6) stelt dat geen enkel gynaecologisch beeld pathognomonisch is voor HIV-infecties of AIDS. Ik denk dat een ogenschijnlijk spontane, in ieder geval niet traumatische of congenitale, rectovaginale fistel zich wel als een dergelijk beeld kwalificeert, zoals voor het eerst beschreven door Borgstein en Broadhead,1 in Malawi bij een baby en later bevestigd met de melding van 17 zuigelingen uit Zimbabwe met deze aandoening door Hyde en Sarbah,2 en ook beschreven bij volwassenen in Zimbabwe.3 Vulvaire condylomata acuminata met een diameter van meer dan 7,5 cm bij de niet-zwangere of net ontzwangerde vrouw en van meer dan 10 cm bij de zwangere vrouw zijn ook goede kandidaten.

D.A.A. Verkuyl
Literatuur
  1. Borgstein ES, Broadhead RL. Acquired rectovaginal fistula. Arch Dis Child 1994;71:165-6.

  2. Hyde GA jr, Sarbah S. Acquired rectovaginal fistula in human immunodeficiency virus-positive children. Pediatrics 1994;94:940-1.

  3. Verkuyl DAA. Repair of a rectovaginal fistula with traction in a HIV positive patient. Br J Obstet Gynaecol 1994;101:1088-9.

Amsterdam, juli 1995,

Wij danken collega Verkuyl voor zijn reactie. Wij beamen dat de door hem genoemde beelden pathognomonisch kunnen zijn voor een HIV-infectie in landen als Malawi. Dat zou dan gerelateerd zijn aan een hogere frequentie van die aandoeningen en met name aan een sterke mate van koppeling aan (eveneens meer frequente) HIV-infecties. Zoals ook recidiverende en slecht behandelbare candidiasis of cervixdysplasie daar een hogere positief voorspellende waarde hebben dan in de huidige Nederlandse situatie. Zowel in het advies van de Gezondheidsraad,1 als in het artikel van collega Van Oppen,2 wordt veel aandacht gegeven aan de geringe voorspellende waarde van laatstgenoemde aandoeningen alhier.

De door collega Verkuyl genoemde beschrijvingen van rectovaginale fistels bij zuigelingen dateren van 1994, evenals het advies,1 en de artikelen in het themanummer;2 derhalve zijn ze daar niet vermeld. Dit laat onverlet dat er ons inziens geen aandoeningen voorkomen in Nederland die pathognomonisch kunnen heten voor HIV-infectie bij kinderen of vrouwen.

Resten ons enkele vragen. Kunnen laesies in het rectovaginale gebied bij pasgeborenen wellicht ontstaan door een mechanisch trauma bij het temperaturen, dat bij een met HIV geïnfecteerde baby eventueel slecht of niet geneest? Veel van deze baby's hebben echter geen slechtere conditie dan niet-geïnfecteerde kinderen van HIV-seropositieve moeders (tenzij deze zelf een slechte conditie hebben). In de Nederlandse cohort kinderen van met HIV geïnfecteerde moeders en in een dergelijke Afrikaanse cohort blijken meisjes vaker geïnfecteerd te worden dan jongens.34 Verder is waargenomen dat een HIV-infectie zich soms het eerst manifesteert met een vulvair ulcus; waarschijnlijk is dit ook eenmaal in het Academisch Medisch Centrum gezien. Deze waarnemingen zouden wijzen op infectie van meisjes via de vaginale mucosa, met als mogelijk gevolg een ulcus waaruit een vaginorectale fistel kan ontstaan.

Dergelijke fistels zijn bij volwassen Afrikaanse vrouwen echter vaak het gevolg van een slechte doorbloeding van het septum rectovaginale tijdens langdurige bevallingen. Onder hen zou een dergelijke fistel een relatief geringe voorspellende waarde hebben.

K. Boer
P. Bol
Literatuur
  1. Gezondheidsraad. Vrouwen en kinderen met HIV-infectie of AIDS. Nr 19. Den Haag: Gezondheidsraad, 1994.

  2. Oppen ACC van, Boer K, Bol P. Gynaecologische aspecten van HIV-infectie en AIDS. [LITREF JAARGANG="1995" PAGINA="966-70"]Ned Tijdschr Geneeskd 1995;139:966-70.[/LITREF]

  3. Scherpbier HJ, Kampinga GA, Boer K. Prognostic factors for vertical HIV transmission (abstract). Amsterdam: VIIIth International Conference on AIDS, 1992.

  4. Temmerman M, Njagi E, Nagelkerke N. Gender as a risk factor for vertical transmission of HIV-1 (abstract). Berlin: IXth International Conference on AIDS, 1993.