Het voorspellen van de ovulatiedag met een 'doe-het-zelf'-test

Opinie
J. Kremer
H.W.A. de Bruijn
B.T.H.M. de Wolf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1566-9

Zie ook het artikel op bl. 1578.

Het kan voor een vrouw van belang zijn te weten op welke dag tijdens een menstruele cyclus haar ovulatie vermoedelijk zal plaatsvinden. Deze kennis kan worden benut voor anticonceptiedoeleinden (periodieke onthouding), voor diagnostische doeleinden (het kiezen van de meeste geschikte dag voor een post coitum-test) en voor het vergroten van de kans op het ontstaan van zwangerschap door coïtus of kunstmatige inseminatie.

Biologische methoden voor ovulatievoorspelling

Kalendermethode

Vrouwen bij wie de duur van de menstruele cycli steeds ten hoogste 2 dagen verschilt, kunnen de vermoedelijke ovulatiedag tot op 2 dagen nauwkeurig voorspellen, omdat de ovulatie ongeveer 14 dagen voor het begin van de menstruatie plaatsvindt. Omdat bij veel vrouwen de menstruele cycli niet regulair verlopen of het begin van de menstruatie niet duidelijk is door premenstrueel bloedverlies, is deze methode voor veel vrouwen ongeschikt om de ovulatiedag met een aanvaardbare spreiding te voorspellen…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Kliniek voor Obstetrie en Gynaecologie: prof.dr.J.Kremer, gynaecoloog.

Laboratorium Gynaecologie: dr.H.W.A.de Bruijn, biochemicus; B.T.M.de Wolf, hoofdanalist.

Contact prof.dr.J.Kremer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leiden, september 1988,

Hierbij een vraag over het artikel van J.Kremer et al. (1988;1566-9). De resultaten in tabel 4 en 5 zijn met elkaar in tegenspraak. Hoe kan een zelfde test, in dit geval de Ovuquick self-test, ooit bij twee grenswaarden, dat wil zeggen bij 50 IE LH/l en bij 20,6-28 IE LH/l, een positieve uitslag geven?

Vermoedelijk komt dit doordat de LH-concentratie met twee verschillend geijkte controle-tests gemeten is. Uitsluitsel kan gegeven worden door de LH-concentratie in de urines van tabel 4 te bepalen met de Medgenix- en Maiaclone-test uit tabel 5 en andersom. Daaruit zou kunnen blijken dat één object, gemeten met twee tests, verschillende uitslagen oplevert. Op zich niets nieuws, maar men zou daarover enige toelichting mogen verwachten.

P.C. Kant

Groningen, oktober 1988,

De heer Kant geeft op zijn vraag zelf reeds een antwoord, maar wij zijn het met hem eens dat wij voor niet-biologisch geschoolde lezers een toelichting hadden moeten geven op de verschillen tussen de resultaten van tabel 4 en 5.

Luteïniserend hormoon is een glycoproteïne dat met name in urine heterogeen van samenstelling is. De internationale standaarden die gebruikt worden om de LH-concentratie aan af te meten zijn daarom gebaseerd op biologische activiteit. Er zijn twee standaarden naast elkaar in gebruik. De Medgenix- en Maiaclone-IRMA(immunoradiometric assay)-tests zijn afgezet tegen het zogenaamde 1st IRP (International Reference Preparation). Het LH-preparaat (ter beschikking gesteld door Chefaro International b.v.) dat we gebruikt hebben om testurines samen te stellen, is afgeleid van het 2nd IRP en geeft in de IRMA-tests aanmerkelijk lagere waarden. We hebben dit kunnen vaststellen door enkele van onze testurines te testen met de Maiaclone-test.

Bij de interpretatie van LH-waarden is het dus noodzakelijk de bepalingsmethode te kennen.

J. Kremer
H.W.A. de Bruijn
B.T.H.M. de Wolf